Het Groot Dictee: dat kun je niet maken!
Redactie Onze Taal
Op 10 december 1992 werd het Groot Dictee voorgelegd aan een groep bekende Nederlanders en een aantal uitstekende spellers. Tijdens de televisie-uitzending van het spektakel op 11 december 1992 konden de kijkers ook aan het dictee meedoen.
De spelkampioen maakte maar liefst twee fouten; belangrijker: zij die in verband met hun beroep een uitstekende beheersing van de spelling moeten hebben, maakten tussen de tien en twintig fouten. De oorzaak van hun falen is niet moeilijk te vinden. Het dictee was een hutspot met volkomen onbekende woorden (lucullisch, fricassee) en woorden die in de voorkeurspelling precies anders geschreven worden dan wij allen al veertig jaar doen. Zo staat op alle doosjes toast, en niet toost.
Het Groot Dictee lijkt ons in de huidige opzet niet geslaagd. We zouden hierover onze schouders kunnen ophalen, en het dictee wegzetten bij de dertig andere televisiespelletjes waarin deelnemers de hun toekomende bewondering incasseren. Wie dat doet, miskent echter het maatschappelijk belang van spelling, en heeft bovendien geen oog voor de negatieve gevolgen die dit Groot Dictee nu al heeft gehad.
Ten eerste leidt het publiek uit de gang van zaken af dat onze spelling pervers is: dat allerlei woorden precies anders geschreven worden dan je ze overal om je heen ziet staan. Een indruk die duidelijk niet klopt. Ten tweede trekt het publiek de conclusie dat de spelling onleerbaar is. Dat klopt in het algemeen ook niet. Goed, het kost zevenjarigen enige inspanning om de ratio achter de twee ellen in ballen te zien, en negenjarigen doorzien de regelmaat achter de d en t van hij antwoordt niet onmiddellijk. Zijn dergelijke hobbels eenmaal genomen, dan is 99% van alles wat ze normalerwijze zouden willen schrijven goed te doen, en voor moeilijke woorden zijn er woordenboeken.
Als het Groot Dictee op deze manier en met deze resultaten doorgaat, wie zal dan nog de inspanning willen verrichten om behoorlijk te spellen? Wat zal onderwijzers en moedertaaldocenten ten deel vallen behalve medelijden? Wie zal energie willen steken in het voorstellen van kleine spellingveranderingen die de beheersbaarheid van onze spelling verder vergroten?
In aflevering 2/3 van Onze Taal jaargang 1992 vroeg de heer Portegies Zwart zich af of zo'n dictee vol voetangels en klemmen, en woorden die slechts sporadisch worden gebruikt, wel zinvol is. In 1991 boekte een lerares Nederlands met vijf fouten het beste resultaat; een beter bewijs voor de te hoge moeilijkheidsgraad is nauwelijks te leveren. Moet er niet een Groot Dictee komen waarvan minstens 2% van de deelnemers kan zeggen dat ze het foutloos schreven, en waarin een kwart minder dan tien fouten maakt? Kortom, een dictee dat door de gemiddelde taalgevoelige Nederlander goed te maken is. Om met Portegies Zwart te spreken: geen koorddanstest om te weten of iemand goed ter been is.