● Gejeremieer
Na Hugo Brandt Corstius' betoog over ironie, sprak advocaat Mout over de moeilijkheden van definities in de taal van de wet. De causerie van Van Dale-redacteur Hans Heestermans ging over connaisseurs, in het bijzonder die van taal. Heestermans onderscheidde drie typen (‘En alle drie zijn geabonneerd op Onze Taal.’): de genieter, de bezorgde en de betweter, die ook een fanatiek ingezonden-brievenschrijver is.
‘De genieter smult van teksten met als enige klinker de e en van een nieuw scheldwoord als tepeltje taptemelk, een variatie op lulletje rozewater. Hij kent de obscuurste uitdrukkingen en brengt die ook graag te pas, niet om te epateren, maar om de schoonheid van de taal te verhogen.’
De bezorgde daarentegen wanhoopt over de verloedering van de taal. Hij heet bijvoorbeeld W.F. Hermans en klaagt over de uitdrukking ‘zijn twijfels hebben’. Hoeveel twijfels precies, wil Hermans weten, twee, twintig? De dichteres Elly de Waard is ervan overtuigd dat het Nederlands achteruitgaat omdat niemand de geslachten van de zelfstandige naamwoorden meer kent. Voor zulke bezorgden bewaart Heestermans een verzameling gejeremieer over taalverval vanaf de zestiende eeuw, een eindeloze herhaling van telkens dezelfde klachten. De geslachtsregels waren in de Gouden Eeuw al een probleem: Hooft liet zelfs binnen één regel een woord mannelijk en vrouwelijk zijn.
Het derde type, de betweter, is nauwelijks een liefhebber te noemen. Hij krijgt bij woorden die afwijken van wat hij op school heeft geleerd een waas voor ogen en grijpt de pen om te klagen bij Van Dale. ‘Ondertussen, dat is toch een contaminatie van onderwijl en intussen, dat mag u toch niet opnemen in uw woordenboek!’ Wanneer Van Dale antwoordt dat het woord al duizend jaar oud is, zegt de betweter mokkend zijn vertrouwen in het woordenboek op.