● Wij vertrouwen (erop) dat...
? Is erop weglaatbaar in de zin ‘Wij vertrouwen (erop) dat wij u hiermee van dienst zijn’?
! In de zin ‘Ik vertrouw op een ontmoeting’ noemen we het zinsdeel dat met het voorzetsel begint voorzetselvoorwerp. Het voorzetsel vormt een vaste combinatie met een werkwoord of met een bijvoeglijk naamwoord:
1 Wij verheugen ons op uw komst.
2 Hij is bang voor een grote catastrofe.
Soms verschijnt in de hoofdzin een zogenoemd voorlopig voorzetselvoorwerp: dat is een combinatie van het voorzetsel en het bijwoord er:
3 Ik vertrouw erop [dat ik je zal ontmoeten].
4 Ik vertrouw erop [je te zullen ontmoeten].
Dit voorlopig voorzetselvoorwerp blijft soms echter achterwege (ANS blz. 854). In de volgende zinnen is dat ook heel goed mogelijk:
5 Hij is (er) bang (voor) dat er een catastrofe zal ontstaan.
6 Wij hopen (erop) dat de kinderen het fijn zullen hebben.
In andere zinnen is weglating van het voorlopig voorzetselvoorwerp echter uitgesloten:
7 Denk (eraan) dat je iedereen een kaartje stuurt.
8 Hij schept (er) behagen (in) het zijn leerlingen moeilijk te maken.
Daarnaast bestaat er een grote groep woorden - waaronder vertrouwen - waarbij weglating van het voorlopig voorzetselvoorwerp tot een ‘niet voor iedereen aanvaardbaar’ resultaat leidt:
9 Ze vertrouwden (erop) dat ze elkaar in de drukke stationshal zouden vinden.
10 Wij zijn (ervan) overtuigd dat de cijfers dit jaar meevallen.
11 Hij twijfelde (eraan) of hij naar het feest zou gaan.
Onze voorkeur in deze laatste categorie gaat uit naar de versie mét een voorlopig voorzetselvoorwerp.