● Onzinnige taalopvattingen
Er heeft in september een hele pagina gestaan in NRC Handelsblad over hen/hun en hun/ze. Een week later stond er in die zelfde krant een klein ingezonden briefje van een meneer die zei: ‘dat kan wel zo wezen, maar ik heb op school geleerd: hun en hen = derde en vierde naamval, en zo is het en zo blijft het, en geen neerlandicus kan mij daarvan afbrengen’. En ik dacht: ja inderdaad, zó ken ik de Nederlanders weer. Zij weten het al, of ze zich nu beroepen op de logica, op de oorsprong, op de goede smaak, op het fatsoen, op de traditie of gewoon op de xenofobie, of op het argument dat zij het zelf met veel moeite geleerd hebben.
U moet niet vergeten dat de meeste sprekers (mezelf natuurlijk insluitend) ontzettend knap waren op school. De eerste spreker vandaag was een ‘professor’, ja die weet het natuurlijk wel. Maar als hij beter had geluisterd al die jaren lang, dan had hij die taalfouten altíjd al gehoord en had hij niet gezegd dat het nu erger is dan vroeger.
Een frappant voorbeeld. Een aantal jaren geleden bezocht ik een ouderavond waar een vader aan de onderwijzer vroeg: ‘Is het waar dat u bij het voorlezen het Nederlandse woord een, gespeld e-e-n, het lidwoord en niet het telwoord, dat u dat laat uitspreken als un?’ De onderwijzer stond hier enigszins van te kijken, maar moest dit wel toegeven. Hij zei: ‘Ja, dat is het lidwoord en dat is un.’ Waarop de vader zei: ‘Ja, in de spreektaal!’ Ik heb hem niet gevraagd welke taal hij anders sprak.