● Horen en intelligentie
Wanneer een kind minder goed hoort (een medische factor), zal het de taalklanken niet goed kunnen waarnemen. Voor een slechthorend kind lijken de klanken /p/, /t/ en /k/, /s/ en /f/, en /m/ en /n/ erg veel op elkaar. Ook klinkerverschillen zullen ze minder goed horen. Daarnaast missen ze vaak woorden uit een zin, waardoor ook de grammatica van de taal onvoldoende geleerd kan worden.
Het volgende taalvoorbeeld is van een vierjarig, slechthorend meisje. De ouders hadden tot op dat moment nooit opgemerkt dat hun dochter minder goed hoorde. De kleuterjuf had hen gewezen op de onduidelijke spraak:
‘haas in e kool’ = de haas zit in de kool
‘a buik vol’ = hij eet zijn buik vol
‘zag niet e liep?’ = zag hij niet wie daar liep?
‘weg is e haa’ = weg is de haas!
Wanneer een kind minder intelligent is, weinig leervermogen heeft meegekregen (een psychologische factor), zal de ontwikkeling van het spreken langzamer gaan dan bij gewone kinderen. Daarnaast zal het taalgebruik meestal fouten blijven bevatten en zal, afhankelijk van de intelligentie, ook het taalbegrip achterblijven. Taal is namelijk een vaardigheid die geleerd moet worden. Dit geldt voor de uitspraak van klanken, de opbouw van woorden en ook voor de formulering van zinnen. Het volgende taalvoorbeeld is van een veertienjarige, mongoloïde jongen:
‘Die zwaait weg. Hier gaat ie lifte, mag niet, p.p.po, daar zit de politie en burgemeester wage ook, gaat ie weer lifte, dan mag die mee. Daar gaat ie bovenop en de politie heb band lek. Daar gaat ie weer d'r uitstappe en daar gaat ie met tentje verder. Touw aan de hakken en toen gaat het regenen en toen waait helemaal met de tent weg.’