Verbied beleid!
Erwin van de Pol - adviseur Ministerie van VROM, Amsterdam
Beleid is een typisch Nederlands woord, onvertaalbaar, en als je het goed wilt doen, moeilijk uit te leggen aan buitenlanders. Zelfs het Engelse policy heeft niet het idee van belijdenis in zich, waar beleid hogerop aan verwant is.
Sinds het begin van de jaren zeventig is er geen woord geweest dat zo het ambtelijk spraakgebruik heeft vervuild.
Met de intrede van allerlei -logen in het rijksbestuur werden de overheidstaken uitvoering, dienstverlening en controle steeds meer vervangen door beleid.
In onze tijd maakt vrijwel elke ambtenaar beleid. En niet alleen de opgerukte academici lijken verslaafd aan het woord; ook andere echelons zijn in de wurggreep van beleid gekomen. De huisdrukker doet aan ‘reprobeleid’, de chauffeur van gezagsdragers ‘levert bijdragen aan het personentransportbeleid’ en de kantinejuffrouw gooit geen gehaktballen in de pan, nee, ze ‘draagt mede bij aan het kantinebeleid’. In de functie-omschrijvingen bereikt de overheid een absoluut dieptepunt in haar wolligheid.
Beleid dient om acties enige samenhang te geven. Politicologen zagen de opkomst van het begrip en het woord als een vorm van rationalisering, een streven om weloverwogen bepaalde doeleinden te bereiken. Dat idee is meer en meer op de achtergrond geraakt. In de jaren tachtig is beleid niet alleen voor menig staatsdienaar een doel op zichzelf geworden, het woord dient tevens als vangnet voor allerlei blijkbaar niet nader uit te drukken franje. Buiten activiteiten in de uitvoerende sfeer wordt alles bedekt en verstopt onder de aanduiding beleid.
Vandaar ook de exotische wildgroei van beleid als voor- en achtervoegsel. Bijna elk zelfstandig naamwoord dat ooit binnen vier ambtelijke muren ter sprake is gekomen, heeft al eens de zes letters voor of achter zich moeten dulden.
Waarom nog langer deze onverdraaglijke nonsens tolereren? Een verbodsbeleid ten opzichte van het woord beleid lijkt een voor de hand liggende beleidsoptie. Kortweg: verbied elk beleid.