| |
| |
| |
| |
Informaticatermen (1) schijfstation
Bert Zwep - onderzoeker menscomputer-communicatie, Utrecht
In zijn rubriek ‘Informaticatermen: hoe moet het heten?’ (septembernummer Onze Taal) geeft Cees Kleinveld de keuze van de normalisatiecommissie voor de vertaling van ‘disk-drive’: het foeilelijke schijfeenheid. De term ‘eenheid’ wordt wel vaker in computer-omgevingen gebruikt. Dit komt voort uit de directe vertaling van het Engelse woord ‘unit’. In een technische context heeft het woord ‘unit’ als betekenis: ‘a small machine which has a particular function, often part of a larger machine’. Als zodanig wordt de term gebruikt in samenstellingen waarin ook de functie genoemd wordt (visual display unit: machientje met de functie ‘tonen’). Dit zo letterlijk vertalen leidt tot volstrekte onzin, omdat het Nederlandse woord ‘eenheid’ niet de betekenis kent ‘machientje met specifieke functie’.
Iemand die incidenteel met computers werkt, denkt daarom eerder bij schijfeenheid aan een hechte verzameling schijfonderdelen dan aan een ‘machientje waarin een schijf geplaatst kan worden’.
Mij lijkt het daarom beter in plaats van schijfeenheid het woord schijfstation te gebruiken. Dit sluit beter aan bij de handelingen die de gebruiker met een diskette uitvoert: hij of zij plaatst een schijfje in het schijfstation of haalt dit eruit.
| |
Informaticatermen (2)
R. Hein - Zaandam
In het oktobernummer van Onze Taal stelt Cees Kleinveld dat de informaticatermen prompt, pull-down menu en pop-up menu moeilijk te vertalen zijn. Naar mijn mening vergeet hij echter de volgende, in diverse pc- en MS-DOS-handleidingen voorkomende alternatieven te noemen:
- Prompt: aanwijzer.
Deze term geeft misschien niet zozeer de functie van het betrokken symbool weer, maar vergroot wel de herkenbaarheid (de prompt ziet er standaard immers uit als >). De door de commissie-Kleinveld gesuggereerde term invoersein laat wel direct de bedoeling van het symbool zien, maar zou volgens mij net zo goed kunnen slaan op de cursor. Deze heeft in elk geval geen ‘wijzende’ vorm, zodat verwarring met de aanwijzer mij uitgesloten lijkt.
- Pull-down menu: submenu.
Dit woord brengt simpelweg de verhouding tot het hoofdmenu in de balk tot uitdrukking. Het ‘afroleffect’ dat in de suggestie afrolmenu van de commissie tot uitdrukking komt, vind ik in de praktijk niet duidelijk terug: er verschijnt gewoon een rijtje opties in beeld, waarvan duidelijk blijkt dat ze van een lager niveau zijn dan de hoofdfuncties.
Pop-up menu: oproepmenu.
Gelukkig heeft de commissie-Kleinveld circuskreten als floepmenu, plofmenu en verrasmenu verworpen, maar het uiteindelijke voorstel pop-op menu is feitelijk niet Nederlandser dan het Angelsaksische origineel. Dit kan men dus moeilijk een vertaling noemen.
| |
Vrijen: alleen voor mannen?
Anne Marie Segaar - studente Nederlands, RU Leiden
In Onze Taal van oktober 1990, blz. 189, bespreekt Marlies Philippa de etymologie van het woord vrijen. Tijdens het lezen van het artikel heb ik haar betrapt op twee taalseksismen van hetzelfde soort: ‘Door te vrijen maakt men een vrouw tot bloedverwant’ en verderop ‘(...)dat men tegenwoordig een meisje pas opvrijt nadat men haar het hof heeft gemaakt’! Ik heb toch altijd gedacht dat ‘men’ verwijst naar ‘mensen’ oftewel ‘mannen én vrouwen’. Helaas voor de vrouwen: alleen mannen schijnen actief te vrijen, terwijl de vrouw zich waarschijnlijk - volgens Marlies Philippa - laat ‘bevrijen’ of zoiets.
Zelfs als je het eerste voorbeeld in de Middeleeuwse context plaatst, moet je ‘mannen’ schrijven als je ‘mannen’ bedoelt en niet ‘men’.
| |
Naschrift
Marlies Philippa
Ik zat vroeger op een meisjesschool waar de rectrix nogal eens vermanend zei: ‘Zoiets doet men hier niet!’ Dit ‘men’ sloeg beslist niet op een man: de geslachtsaanduiding van men is afhankelijk van de context.
De reactie van Anne Marie Segaar riekt naar feministicisme (zie mijn artikel in het septembernummer van Onze Taal, waarin ik ook inga op de etymologie van men). Zij is zo gefixeerd op mogelijke seksismen, dat ze vergeet de zinnen in hun verband te zien. Had ze dat wel gedaan, dan had ze begrepen dat Friya mijn lievelingsgodin en mijn grote voorbeeld is, maar dat ik vrijen en opvrijen in het door haar aangehaalde gedeelte van de tekst behandel in hun oude betekenis ‘een aanzoek doen, het hof maken’. En (helaas) dat was in onze patriarchale maatschappij het voorrecht van de man. Men hoeft hier dus niet nader gedefinieerd te worden. Een meisje werd gevrijd of er werd naar haar gevrijd. Zie en lees de tekst!
| |
| |
| |
Boeren met worst
Joed Elich - redacteur, Hoofddorp
Louis Hoogendoorn signaleert in Onze Taal van oktober dat steeds meer woorden los of met een streepje worden geschreven, terwijl deze woorden meestal als één woord moeten worden gespeld. Hij schrijft verder dat niet blijkt dat de invloed van het Engels een rol speelt bij het onjuist schrijven van samenstellingen.
Ik denk dat de invloed van het Engels onmiskenbaar is, met name als teksten van informatici en automatiseerders onder de loep worden genomen. Dit vakgebied staat onder sterke invloed van het Engels en dat uit zich niet alleen in anglicismen. Soms ontstaan onbegrijpelijke zinnen. Neem bijvoorbeeld een stuk tekst zoals mij dat onlangs ter publikatie werd toegezonden:
Probleem stellingen worden echter maar al te vaak oplossing gericht beschreven (...). Het ontwerpen van een oplossing wordt uitgevoerd in de systeem ontwikkeling fase(...). De benodigde data communicatie capaciteit kan worden afgeleid uit een inventarisatie van alle data communicatie activiteiten. Vervolgens worden de daaruit voortkomende data stromen berekend(...). In de Automatisering Gids van 13 augustus wordt beweerd dat de response tijden bij de data communicatie hoog zijn. De praktijk situatie is nog minder ideaal.
De tekst is moeizaam te lezen en dat komt niet alleen door de inhoud. De lezer komt er wel uit, maar het is niet in één oogopslag te zien welke woorden bij elkaar horen. Het lezen gaat met horten en stoten; zelfs de naam van het vakblad is onjuist.
Het in stukken hakken van lange woorden blijft niet beperkt tot de automatisering. Bij Abcoude heeft lange tijd een bord gestaan met de mededeling ‘verbeteringen in grond werk’. Elke keer als ik erlangs kwam, vroeg ik me af wat ze daarmee toch zouden bedoelen.
Lange woorden kunnen best aaneen worden geschreven zonder dat ze onbegrijpelijk worden: systeemontwikkeling, rijstrooksignalering en automatiseringsdeskundige. De praktijk is anders. Het wachten is op de slager die boeren met worst verkoopt. Ik zal geen klant van hem worden: hij zal zijn waar smakelijker moeten aanprijzen.
| |
Los schrijf rage
Aad Jansen - beëdigd vertaler Engels, Amsterdam
Louis Hoogendoorn schrijft in het oktobernummer van Onze Taal over de schrijfwijze van samenstellingen, en over wat hij noemt de ‘anglicismehypothese’ als verklaring voor de vele fouten daarin.
De steeds vaker gemaakte fouten op dit gebied vinden hun oorsprong mijns inziens vooral in kringen waar veelvuldig Engels gelezen wordt, maar waar men overigens een middelmatige belangstelling voor taal aan de dag legt, bijvoorbeeld op instituten voor bèta- of gammawetenschappen. Als medewerker van zo'n instituut kom ik vrijwel dagelijks fout gespelde samenstellingen tegen. Zelfs een verbindings-s vormt niet altijd een reden om de twee verbonden woorden aan elkaar te schrijven: schrijfwijzen als ‘onderzoeks voorstel’, ‘gedrags verschillen’, ‘mannetjes rat’ en ‘wetenschaps commissie’ komen frequent voor.
Fouten worden minder vaak gemaakt in bekende samenstellingen. Voor het dictee uit het onderzoek lijken tamelijk gangbare woorden gekozen te zijn, die alle in een woordenboek zijn terug te vinden. Er bestaat dus een gerede kans dat het desbetreffende woordbeeld bij de proefpersonen bekend is.
De onzekerheid wordt een stuk groter bij samenstellingen als prefrontaleschorssysteem, vasopressinespiegel, hartslagfrequentie, stimuluskarakteristiek, glucoseafgifte, Parkinsonpatiënten, bloed-hersenbarrière, verlieservaring, post mortem-hersenweefsel, pedaaldrukgedrag. Voor dit soort samenstellingen gebruikt iedere onderzoeker zijn eigen spelling, zo lijkt het. Van een streepjesrage is daarbij geen sprake, eerder van een losschrijfrage.
| |
Op en per versus met ingang van
G. Sieraad - Beverwijk
In het oktobernummer van Onze Taal gaat PCUdB (op de achterkant) onder meer in op het gebruik van per in verband met een tijdstip. Hij signaleert een toenemend gebruik van dit woordje in de betekenis met ingang van, en haalt Van Dale aan, waar deze bij met ingang van als voorbeeld geeft: de regelingen worden per 1 februari van kracht. Naar mijn mening slaat Van Dale hiermee de plank mis.
Als we nog eens kijken naar de toelichting op per in het woordenboek, dan zien we per post, per contant, per ongeluk en nog een paar voorbeelden. Inderdaad niet met ingang van, zoals PCUdB schrijft.
Wat Van Dale naar mijn mening ook had moeten vermelden, is de betekenis OP een zeker tijdstip. Ik leg de nadruk op OP, omdat volgens mij dat wel een uitleg kan zijn van per, maar dat zulks niet geldt voor met ingang van.
Als wij zeggen de regelingen worden per 1 februari van kracht, dan bedoelen wij een tijdstip, in dit geval een datum, waarop iets gebeurt, i.c. het van kracht wórden. Dat kan maar één keer gebeuren. Daarna zeggen wij: met ingang van 1 februari zijn de regelingen van kracht.
Overigens loopt Van Dale al langer in ongelijke pas met mij. In de oplage 1970 wordt een ander voorbeeld genoemd: hem is ontslag verleend met ingang van 1 april. Ik denk dat ontslag wordt verleend op een tijdstip, het is een gebeurtenis die niet voortduurt. Je kunt niet zeggen: ik heb al een jaar ontslag, wel: ik ben een jaar geleden ontslagen. De werknemer is dus ontslagen per 1 april.
Misschien breng ik hiermee per heden wel een discussie op gang.
| |
| |
| |
Verloskundige: seksisme opgelost
J.F. Smit - Amsterdam
Ten aanzien van de reactie van prof. Kloosterman in het septembernummer op blz. 148 (over de benaming ‘verloskundige’ als toppunt van seksisme) zou ik het volgende willen opmerken:
1. In onze taal bestaat wel degelijk een mannelijk equivalent van het woord vroedvrouw, namelijk het woord vroedmeester.
2. Dit zo zijnde, kan het dus niet als seksisme beschouwd worden het woord verloskundige in te voeren, aangezien hiermee beide aanduidingen worden afgeschaft.
3. Het tegendeel lijkt mij het geval te zijn. Immers door invoering van het woord verloskundige wordt aangegeven dat de kunne van een eventuele sollicitant er niet toe doet bij de beoordeling van zijn of haar geschiktheid, doch uitsluitend opleiding, ervaring en wat dies meer zij.
Ten slotte zij nog opgemerkt dat zowel in het Duits als in het Frans mannelijke equivalenten van het woord vroedvrouw bestaan. Dit is alleen in het Engels blijkbaar niet het geval.
| |
Op/in/aan moderne straatnamen
Wilma Siewert - Maarssen
In Onze Taal nr. 10 blz. 172 reageert Niek 't Hart op het straatnamenverhaal van de heer Hoving in nr. 7/8, blz. 130. In de uitwerking van moderne straatnamen treedt een grappig verschijnsel op: voorzetsels en lidwoorden combineren anders dan we gewend zijn. Voorbeeld: Hoving zegt zelf ‘Ik woon in de Spieringsloot’. Het is toch niet de bedoeling dat we dat letterlijk nemen. Dit verschijnsel komt vaker voor, zo ook bij straatnamen die eindigen op -berg of -gang. Iemand woont misschien op Hemelsblauw, maar niet op de Cauberg, want dat is helemaal in Limburg. En in de Elviragang wonen, lijkt me een tikje benauwd. op de gang is ook niet zo mooi en aan de gang, ja, zo blijf je bezig.
Zelf woon ik in Maarssenbroek, om precies te zijn in Reigerskamp. U ziet dat hier geen lidwoord gebruikt wordt; zo wel, dan ontstaat een minder gewenste associatie: in de Reigerskamp doet denken aan het wonen in een groot gebouw voor een bijzondere bevolkingsgroep die extra zorg nodig heeft. in het Reigerskamp hoor je bijna nooit. Dat is wellicht te veel analoog aan kampen zoals die vroeger bestonden en waar niemand graag aan herinnerd wordt.
In Maarssenbroek zijn ook woonbuurten met namen die eindigen op -spoor. Ook daar worden in het spraakgebruik geen lidwoorden gebezigd; men woont in Kamelenspoor of Zebraspoor. Op het moment dat het grote winkelcentrum bedoeld wordt, zie je echter weer een lidwoord verschijnen: ‘Wij gaan naar het Bisonspoor’.
Met deze korte beschrijving hoop ik een vrolijke noot meegezongen te hebben in het moderne-straatnamenlied.
| |
Trein(dienst)benamingen
J.H. Broers - Den Haag
Met veel belangstelling las ik in het oktobernummer van Onze Taal (blz. 184-185) het artikel van ing. L. de Bruijn over treinbenamingen. Behalve locomotieven en treinstellen hebben ook treindiensten hun eigen benaming. Naar Parijs kan men reizen met de Etoile du Nord, naar Innsbruck met de Erasmus, naar Chur (Zwitserland) met de Frans Hals, en naar Moskou (en ook naar Kopenhagen) met de Nord-West Express; zo zijn er nog meer namen, die ook als zodanig in het spoorboekje staan vermeld.
Overigens kwamen ook bij de vroegere stoomlocomotieven veelvuldig eigennamen voor. Aanvankelijk - in de vorige eeuw - droegen vrijwel álle stoomlocomotieven eigennamen (soms zelfs in plaats van een nummer). Bij deze namen gaven de spoorwegmaatschappijen blijk van een rijke fantasie. De naam De Arend is algemeen bekend, en de namen Lucifer, Donder of Vesuvius zijn begrijpelijk, maar er waren ook de Aap en het Sijsje. Minder voor de hand liggend voor een stoomlocomotief zijn de namen Kenau Hasselaar, Geneeskunde, Onderwijs en Jan Pietersz. Koen. Al deze eigennamen stonden op fraaie koperen naamplaten op de zijkant van de locomotief.
Bij de totstandkoming van de NS zijn de eigennamen afgeschaft, en bovendien werd er een logisch systeem van nummerseries ingevoerd. Het werd toen gemakkelijker van een 2100 of een 3700 te spreken dan van een Blikken Tinus of van een Jumbo. Veel bijnamen zijn echter bij het personeel nog in gebruik gebleven. Typische soortnamen waren bijvoorbeeld ook de tienders (keteldruk 10 atm.), de Rhijnbogen (eerste locomotieven van de Rhijnspoor met een draaistelbogie), de snellopers en de grote groenen van de staat (= Staatsspoorwegen).
Gedurende vele jaren is het geven van namen aan materieel(typen) als min of meer onzakelijk beschouwd, maar de oude traditie komt gelukkig langzamerhand terug. Waarom vliegtuigen en auto's wel namen, en de treinen naamloos?
| |
Apeldoornse Geheelonthouders
H. Bunt - Groningen
De bewering van Saskia de Jong (op blz. 149 van het septembernummer) dat de omschrijving ‘Apeldoornse Geheelonthouders Voetbalvereniging’ voor A.G.O.V.V. slechts een grapje zou zijn, is onjuist. Aanvankelijk heette de club (opgericht in 1913) wel degelijk zo. Toen de naam niet meer toepasselijk werd geacht (1921), werd hij gewijzigd in ‘Alleen Gezamenlijk Oefenen Voert Verder’. Vandaag herinnert nog het clubkostuum (blauw shirt, witte broek en blauwwitte kousen) aan de ‘blauwe-knoopperiode’.
| |
| |
| |
Te pas en te onpas
Rob Tempelaars - redacteur van het WNT, Leiden
In Onze Taal nummer 10, blz. 186, verwerpt de heer C. Kostelijk de definitie die in Van Dale gegeven wordt van de verbinding te pas en te onpas. Met instemming haalt hij Verdenius aan, die concludeert dat de betekenis van de gehele verbinding ‘op de meest ongepaste ogenblikken’ - kortom ‘te onpas’ - is. Deze opvatting ziet de heer Kostelijk weerspiegeld in Koenen: ‘onpas: te -, bijw. uitdrukking niet van pas, ongelegen: te pas en te -’.
Tot slot stelt hij vast dat men in het WNT de verbinding te pas en te onpas en vergelijkbare ‘eenzijdig gerichte polaire verbindingen’ als rijp en groen en (iemand uitmaken voor al wat) mooi en lelijk (is) merkwaardig genoeg niet aantreft.
Deze kritiek verdient een weerwoord.
Ten eerste is de definitie in Koenen onvolledig. Koenen geeft immers alleen de betekenis van te onpas, dat voorkomt in het als voorbeeld aangehaalde te pas en te onpas.
Ten tweede bevat het WNT wel degelijk de verbinding te pas en te onpas. In de ‘bijvoegsels en verbeteringen’ van Deel XII staat zij vermeld met een citaat uit 1931. Als betekenis wordt gegeven: ‘elk oogenblik, of het geschikt is of niet’. Hetzelfde geldt voor de verbinding rijp en groen. Bij het artikel rijp (IV) in Deel XIII van het WNT wordt verwezen naar het artikel groen in Deel V, waar de verbinding uitgebreid wordt behandeld in kolom 819 en 820.
Ten slotte maakt het citatenmateriaal van rijp en groen in het WNT duidelijk dat het maar zeer de vraag is of dergelijke verbindingen oorspronkelijk niet bestonden - en wellicht nog bestaan - uit een positief en een negatief element. Zo brengt de auteur die in een dichtbundel rijp en groen verzamelt, gedichten samen die in rijpe en in onrijpe staat verkeren, goede en minder goede of slechte gedichten dus. Voor het zelfstandig gebruikte rijp en groen geeft het WNT als betekenis: ‘alles, goed of slecht zonder onderscheid door elkaar’.
|
|