aantrok: hij kon de nieuwe spelling (bijvoorbeeld publicatie en vacantie met een k) niet onthouden en plotseling kwam hij twee weken niet op kantoor wegens een niet nader gespecificeerde ongesteldheid... Kort daarna heeft hij een andere functie gekregen. Ik herinner het me nog precies hoe aangenaam ik het vond om onder eigen verantwoordelijkheid de brieven te concipiëren (ik heb mijn eerstelingen nog bewaard!). Maar mijn stijlbeheersing heb ik toch vooral aan Van Daasdonk te danken.’
U bent vanaf 1961 zelf jongere beambten op uw ministerie gaan opleiden.
‘En met genoegen! Nadat ik me gedurende ruim tien jaren diepgaand had beziggehouden met de ambtelijke correspondentiepraktijk is mij dat gevraagd - door mijn oude leermeester Van Daasdonk. Ik heb toen de strijd aangebonden met het al te losse taalgebruik, de te gemeenzame toon. Daartegenover stelt de goede ambtenaar de kracht van de volzin, de periodenbouw. Een stijl die gezag uitstraalt en ontzag inboezemt: ‘Schrijf een brief als een onneembare vesting’, mocht ik de aspirant-correspondenten graag voorhouden.
Slechts na veel inspanningen (en in de jaren zestig en zeventig soms ook na harde gevechten met eigengereide beambten die vonden dat het allemaal anders moest) boekten we resultaat. De vooruitgang was bemoedigend. Vergelijkt u de eerste povere brieven van deze ambtenaren-in-opleiding eens met hun latere:
‘Dit betekent dus dat wij, in overleg met u, een afspraak zullen maken over de terugbetaling van het subsidiegeld dat ten onrechte aan u is uitbetaald.’
Dit kale, stijlloze proza werd onder invloed van mijn cursus allengs beter:
‘Zulks impliceert derhalve, dat, in gemeen overleg, naar een regeling gestreefd zal worden, de remise behelzende van de uwerzijds ten onrechte genoten uitkering van subsidiegelden.’
En dan dat platte ‘hierbij ontvangt u ...’ Daar leerden de cursisten uitdrukkingen tegenover te stellen als: ‘In vouwe dezes gelieve u aan te treffen’ of ‘U gelieve te ontvangen het desbetreffende inschrijfformulier met aankleve van dien...’ Al te eenvoudige vragen als:
‘Zijn de fiscale gegevens van de heer Jansen aan uw dienst doorgegeven?’
werden vervangen door het fraaier en hoffelijker klinkende:
‘Moge ik u verzoeken te doen laten nagaan of onderwerpelijke fiscale gegevens van belanghebbende te uwent zijn gearriveerd?’
Maar u kunt zich wel voorstellen dat een dergelijke taalrijkdom zich niet een, twee, drie verwerven laat.’
Krijgt u geen vragen van burgers die uw brieven niet begrijpen?
‘Ach, dat komt natuurlijk wel voor, maar er zijn manieren om die telefoongesprekken snel af te handelen... Ja, u doelt natuurlijk op die publieksvriendelijkheid, die klantgerichtheid die de overheid tegenwoordig zo nodig moet nastreven - dat stuit me krachtig tegen de borst. Laat ik u dit zeggen: de overheid is geen kindermeisje! Dan moeten de burgers maar beter lezen of eens zo'n “opfriscursus” Nederlands volgen. En anders vragen ze het maar aan familieleden of kennissen die het wel begrijpen: dan stimuleer je als ambtenaar ook de gemeenschapszin nog. Nee, u concludeert terecht dat ik de opvattingen hieromtrent van professor Renkema niet deel.’
U legt momenteel de laatste hand aan een correspondentieboek voor ambtenaren: De Brievenwijzer. Kunt u de lezers van Onze Taal daar iets over vertellen?
‘Volgaarne. Drie kwesties die mij buitengemeen na aan het hart liggen, krijgen er bijzondere aandacht. Primo, ik wil de aanvoegende wijs in ere herstellen. ‘U gelieve te bewerkstelligen...’ (i.p.v. ‘wij verzoeken u’). Secundo, ook het onvoltooid deelwoord is aan een herwaardering toe: ‘Hangende dit besluit is het ministerie doende deze regeling, zijnde een interim-regeling, te vervolmaken’: het onvoltooid deelwoord is een van de ingrediënten van een welgevormde stijl. Tertio, mijn strijd tegen de taalarmoede. Ik bepleit dat wij waardevolle woorden en uitdrukkingen niet verloren laten gaan: nopens, ten detrimente van, weshalve, daarenboven, apostille, expireren, vooraleer, vorenomschreven - wie weet deze woorden nog op hun juiste waarde te schatten?
Eigenlijk zou ik ook graag de naamvallen weer invoeren, maar in gesprekken met deskundigen van het Genootschap Onze Taal heb ik gemerkt dat niet iedereen dit opportuun acht.
Ook over sollicitatiebrieven handelt mijn boek. De jongeren leren tegenwoordig van die kortademige beginzinnen: ‘In De Volkskrant van 14 mei las ik dat op uw bureau de vacature bestaat van secretariaatsmedewerker. Voor die functie zou ik graag in aanmerking komen.’ Vergelijk dit nu eens met de krachtige introductie op de brief waarmee mijn leermeester Van Daasdonk zich ooit met succes bij de dienst aanmeldde: ‘Naar aanleiding van uw annonce d.d. 16 augustus jl. neem ik de vrijheid te reflecteren op de onderhavige vacature van commies bij de betreffende afdeling van uw dienst.’
Als u mij zou vragen wat mijn favoriete brief is, dan citeer ik u het epistel dat ik speciaal voor De Brievenwijzer geschreven heb, een nuttig voorbeeld voor mijn cursisten.
Mijnheer,
Onder referte aan Uw schrijven d.d. 20 september 1990, doen wij U thans onzerzijdse reactie toekomen ter zake van Uw verzoek betreffende de fiscale aftrekbaarheid van tekstverwerkende apparatuur. Daar gegevens ontbraken omtrent de aard van Uw gebruik van onderhavige apparatuur, hetzij voor privédoeleinden, hetzij voor het verwerven van inkomsten, en ons daarenboven geen aankoopdatum bekend is, is het dezerzijds niet mogelijk te bepalen of vorenbedoelde tekstverwerkende apparatuur, welker aankoopdatum ons onverwijld verstrekt dient te worden, voor 1989 fiscaal aftrekbaar is. Derhalve worden onzerzijds voorshands geen verdere stappen hieromtrent ondernomen.
Uw desbetreffende bescheiden alsmede voornoemde inlichtingen tegemoet ziende, met hoogachting,
Namens de Minister,
J.M. van Vleuten
Referendaris (tweede klasse)