Te deftig
Dr. C.A. Zaalberg
Vroeger mocht je niks en je moest van alles. Ouwe mensen herinneren zich dat. Ook in het taalgebruik mocht je niet wat je wou. ‘Hele goeie’ gewone woorden hoorde je niet te schrijven, al zei iedereen ze. Mensen waren niet getrouwd maar gehuwd. Een deur werd niet dichtgedaan maar gesloten. Een fiets heette een rijwiel, kleren kledingstukken. Zelfs met kleine woordjes moest je kieskeurig omgaan. Jullie moest je schrijven als jelui, en jouw was het toppunt van grofheid.
Een van die dubbeltaligheden was het voorzetsel dat gevolgd werd door een plaatsnaam. Dat mocht niet als in geschreven worden. Je woonde te Bussum, ging op school te Hilversum, al zei niemand dat. Een prachtvoorbeeld van stadhuistaal. Je denkt wel eens dat deftigheid een nationale eigenschap van ons is (maar dat is niet zo).
Soms kwam er tegen die deftige onnatuurlijkheid wel protest. Het zal omstreeks 1930 geweest zijn dat een redacteur van de NRC ontplofte toen er een koninklijk besluit gedateerd was ‘te Het Loo’.
Nu zijn het andere tijden. De NS, die een paar jaar geleden nog treinen liet stoppen ‘te Laan van N.O.-Indië’, heeft in het spoorboekje dat voorzetseltje vrijwel uitgebannen. Waar in niet goed bruikbaar is, wordt een noodverband gelegd: ‘op station Schiphol’.
Maar het Departement van Defensie houdt het deftig. Een voorlichtingsgebouw in Den Haag (te 's-Gravenhage!) pronkte onlangs met een meer dan levensgrote aankondiging van een tentoonstelling: ‘De Koninklijke Marechaussee te Namibië.’