Vriend/vrijthof
Een vrijer is een minnaar en een vrijster een minnares of iemand naar wie nog te vrijen is. Een oude vrijster bezit de potentie nog wel, maar van vrijen zal het wel niet meer komen. Een vrijgezel verkiest het vaak vrij te zijn. Een vriend is altijd gebonden. Mijn vriend is mijn geliefde, maar mijn beste vriend is dat niet. In het Middelnederlands had vriend de betekenis ‘minnaar, beminde’, ‘bloedverwant’ en ‘vriend’. Vriend/vriënd is het tegenwoordig deelwoord van vriën. Door bepaalde rituelen kon iemand vriend worden, dus de status van bloedverwant krijgen.
De Germaanse liefdesgodin was Wodans vrouw Friya, de godin die zo goed kon vrijen. Naar haar is de vrijdag genoemd, een soort vertaling van het laat-Latijnse Veneris dies ‘dag van Venus’, waaruit zich in het Frans vendredi ontwikkelde. De functie van de Romeinse godin Venus kwam overeen met die van de Germaanse Friya.
Er waren twee woorden vriën in het Middelnederlands, twee homoniemen met dezelfde oorsprong. Het oude vriën had met de liefde te maken, het jongere met vrij in zijn nieuwe betekenis. Van vriën ‘vrij maken’ werd bevriën ‘beschermen, omheinen’ afgeleid en daaruit is ons woord bevrijden ontstaan. De -d- is later ingevoegd. Ook vriën zelf kon ‘omheinen’ betekenen, evenals een in het Middelnederlands al uitgestorven woord vriden. Uit dit laatste is vrijthof voortgekomen, dat in het Middelnederlands bestond naast vrihof. Zo'n omheinde hof of tuin trof men vaak aan bij een kerk en daardoor kon vrijthof ook ‘kerkhof’ gaan betekenen. Het vroeg-Duitse equivalent was Freithof. Doordat men een kerkhof met (rust in) vrede associeerde, verving men het eerste deel van deze samenstelling door het Duitse woord voor vrede en zo ontstond Friedhof. Een Duits geval van volksetymologie.