Hondekop en Wadloper; treinbenamingen
Ing. L. de Bruijn - Blokker
Treinen spreken tot de verbeelding, en niet alleen tot die van kinderen. Die verbeelding komt tot uiting in een rijk scala van bijnamen voor treinen, van Platluis tot Kerstboom. Zulke bijnamen worden niet zomaar gegeven; meestal slaan ze op een bijzonder vormkenmerk van locomotief of treinstel. Het exclusieve van een nieuwe serie wordt er vaak op kernachtige wijze in tot uiting gebracht.
De Hondekop is misschien wel de bekendste bijnaam. Deze naam staat voor treinstellen die vanaf 1954 zijn gebouwd. De Hondekop rijdt voornamelijk als intercity-trein met twee- of vierwagenstellen. Voor en achter aan de trein zit een cabine voor de machinist. Op het eindstation hoeft er dus niet mee te worden gerangeerd; de machinist loopt gewoon naar de andere kant van de trein.
De Dubbeldekker rijdt sinds 1985 tijdens de spitsuren op de drukste randstadlijnen. Met dezelfde lengte als een ‘gewone’ trein vervoert de dubbeldekker bijna twee keer zoveel reizigers. De dertien rijtuigen zijn genoemd naar bedreigde diersoorten, als Dolfijn, Olifant en Zeehond.
Sprinter, Koploper en Wadloper zijn geen echte bijnamen, maar officiële benamingen van treinstellen, al dan niet verkregen na prijsvragen. De Sprinter rijdt sinds 1975 op lijnen rondom de steden Den Haag, Rotterdam en Amsterdam, en is speciaal ontworpen voor ritten op lijnen met stations die op korte afstand van elkaar liggen. De Sprinter dankt zijn naam aan de mogelijkheid zeer snel op te trekken.
De treinstellen die het gezicht van de NS in de afgelopen jaren hebben verjongd, springen in het oog door hun karakteristieke ‘Boeing-bult’, waarin zich de cabine van de machinist bevindt. Onder de kop van het treinstel kan de reiziger doorlopen naar het volgende stel. Deze serie heet nu officieel Koploper.
De Wadloper rijdt alleen op de zes lijnen zonder bovenleiding in Groningen en Friesland (sinds 1981). Deze wagenstellen rijden slechts op de zogenoemde noordelijke nevenlijnen en dus naar en van de Wadden.
De ‘VIP-Car’ is een luxe dieseltrein die door iedereen kan worden gehuurd, bijvoorbeeld voor een familiefeestje of een bedrijfsuitje. Door de twee uitgebouwde cabines kreeg dit rijtuig de bijnaam Kameel.
Rond 1950 reden in Nederland, vooral in Limburg, veel treinstellen in een lichtblauwe kleur, die dit materiaal de naam Blauwe Engel bezorede. In de jaren zestig werd die trein rood geschilderd, waarop het publiek heel alert reageerde met de bijnaam Rode Duivels.
De vierassige elektrische locomotief van de serie 1100 trekt voornamelijk lichte reizigerstreinen en gemengde goederentreinen. Deze ‘locs’ hebben de naam Botsneus, omdat ze een stevige voorzetneus kregen voor de veiligheid van de machinist. Voor de reconstructie hadden zij de bijnaam ‘dansende Emma’, vanwege de onrustige loop.