Onze Taal. Jaargang 59
(1990)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdCoulancehalve (1)
|
résistant | - | résistance |
consistant | - | consistance |
constant | - | constance |
abondant | - | abondance |
Jammer dat de Fransen coulance nu juist niet kennen. Wel kennen ze het woord coulant in ongeveer dezelfde betekenis als bij ons.
Het gaat hier dus wel om een taalmonster.
Coulancehalve (2)
A. Veenhoff makelaar in assurantiën, Haren
Of coulancehalve een goed Nederlands woord is, kan ik als niet-neerlandicus moeilijk beantwoorden; coulance vind je niet in de gangbare Nederlandse woordenboeken, niet in het Groene Boekje, niet in Franse woordenboeken. Wel ‘coulant’.
Maar ik gebruik het woord in mijn vak toch al meer dan vijftig jaar, en ieder weet wat het betekent. Ik houd het dus op coulancehalve, een woord dat een makelaar in assurantiën gaarne gebruikt als hij juist een gevecht met de ziektekostenverzekeringsmaatschappij ten gunste van zijn cliënt heeft gewonnen.
Vereisten voor straatnamen
Niek 't Hart - Den Haag
Het bedenken van straatnamen door de heer Hoving in nr. 7/8, blz. 130 van Onze Taal, doet mij vermoeden dat originaliteit zijn belangrijkste drijfveer is. Moet een straatnaam niet eerder aan andere eisen voldoen? Volgens mij gaat Hoving daar volledig aan voorbij.
Ten eerste zal een adres makkelijk in het gehoor moeten liggen. Probeert u Kurosawastrook eens in één keer hardop voor te lezen. Tien tegen een dat u erover struikelt.
Ten tweede mag de schrijfwijze geen vragen oproepen. Furkabaan, ‘Is dat met een F of een V? Met EU of met een enkele U?’; de Da Sangalloruimte, ‘Is dat één of twee woorden? Met een Z of met een S? Met CH of een G? Dubbel L of een enkele?’
Niets is vervelender dan in de dagelijkse contacten je adres nogmaals te moeten noemen omdat men dat woord voor het eerst hoort, om het ten slotte ook nog te moeten spellen. In het commerciële verkeer is het inefficiënt bovendien. En dan de logica die eraan ten grondslag ligt. Welke Nederlander legt nu verband tussen kaaskens en galgen? En dan de achtervoegsels. Water, dreef, akker, berg, strook, rode, ruimte, baan, noem maar op. Daar is toch ook geen logische verklaring voor? Het zijn grotendeels (woon)erven en paden. Noem ze dan ook zo, dat is handig voor de bezoeker.
De positieve beantwoording van de vraag ‘Konden jullie het makkelijk vinden?’ was voor mij aanleiding om te reageren. De heer Hoving is er trots op als iemand in Zoetermeer makkelijk de weg vindt. Dat zou ik ook zijn op mezelf als ik erin zou slagen. Het lukt mij nog steeds niet. Ook niet verwonderlijk als je het ‘drevenplan’ ziet. Sommige ‘roden’ blijken volgens de naam een haakse bocht te maken, terwijl je ook rechtdoor kunt!
Frappant is het verhaal van een inwoner die zijn nieuwe huis in Zoetermeer betrok en de eerste twee weken steeds later thuiskwam. Hij raakte steeds meer in de knoei om zijn huis terug te vinden.
Straatnamen en PTT-spelling
Nico Spilt - Bilthoven
In nummer 7/8 kwam het bedenken van straatnamen ter sprake, maar niet de PTT-spelling ervan. Dat de filmer Buñuel dat rare slingertje boven zijn naam kwijtraakt, kan ik nog begrijpen na de problemen die ik met mijn eigen computer had toen ik deze reactie schreef. Maar de PTT heeft ook grote moeite met de wat minder ongebruikelijke diakritische tekens; dus Siënabruin wordt Sienabruin, en René Clair staat in Zoetermeer beter bekend als Rene Clair. Vervelend is ook dat de PTT op eigen gezag de ij heeft afgeschaft. De heer Hoving, secretaris van de commissie zegt: ‘Ik woon aan de Aquamarijn, dat is toch mooi?’ Nee meneer Hoving, het is ‘Volgens de PTT woon ik aan de Aquamaryn, jammer hè?’
Homofiel, homo of homoseksueel?
Arendo Joustra journalist, Amsterdam
In zijn recensie van mijn Homoerotisch woordenboek gebruikt Robert-Henk Zuidinga verschillende keren de term homofiel om een homoseksuele man mee aan te duiden. Vanouds is homofiel een bijvoeglijk naamwoord; het dient volgens mij niet als zelfstandig naamwoord te worden gebruikt. ‘De homofiel die naar het knaapje keek’, deugt mijns inziens taalkundig niet.
Ik heb dit feit vermeld in het Homoerotisch woordenboek en de term komt (behalve als trefwoord) niet in de omschrijvingen voor. Het heeft me dan ook verbaasd dat Zuidinga in citaten uit het woordenboek de door mij gebruikte termen homo en homoseksueel heeft vervangen door homofiel. Heeft hij mij, ten onrechte, willen verbeteren of vindt hij homo en homoseksueel soms te rauw klinken?
De verwarring is wel te begrijpen. De belangenvereniging van homo's COC heeft jarenlang gepleit voor de term homofiel. De organisatie vond dat het woord homoseksueel te veel nadruk legde op de sex. Met de nieuwe term homofiel zou zowel de platonische als de seksuele genegenheid omvat worden. Het COC is hier echter al jaren geleden van teruggekomen. De termen homofiel en homofilie worden nu beschouwd als denigrerende eufemismen.
Taalkundig is het trouwens onzin om te beweren dat homofilie te maken heeft met ‘liefde’. De dichter Hans Warren schreef in het blad Homologie (maart/april 1987) dat hij geen ‘onsmakelijker woord’ kent dan homofilie.
Warren: ‘Niet alleen vanwege het eufemistische karakter, maar vooral ook omdat het een woord is dat nergens op slaat. Homofilos betekent in het Grieks niets anders dan van hetzelfde geslacht. Iemand die hetzelfde geslacht bemint heet een homofilofilos’ (en dus niet homofiel). Het Stijlboek van de Volkskrant kiest voor de term homo als beste omschrijving: ‘lekker kort en zowel voor mannen als voor vrouwen te gebruiken’. Ook als bijvoeglijk naamwoord kan homofiel beter worden vermeden, aldus het stijlboek van het ochtendblad. ‘Gaat het om het adjectief dan schrijven we liever homoseksueel dan homofiel, omdat dit laatste woord een EO-achtige bijklank heeft gekregen. Om dezelfde reden noemen we het verschijnsel liever homoseksualiteit dan homofilie (tenzij we een evangelische hulpverlener sprekend invoeren).’
Overigens hoef je je niet te schamen als je homoseksueel bent. Maar Zuidinga is blijkbaar bang dat de lezers hem, gezien het onderwerp van zijn recensie, voor homo houden. In de laatste zin laat hij weten dat hij geen liefhebber van de herenliefde is. Zou Zuidinga zich ook op die manier van zijn onderwerp distantiëren als hij over een Jiddisch woordenboek schrijft?
Vlaams u is geen je
J.F.C. Glatz - Maastricht
In Onze Taal van juni 1990 beschrijft J. Vermaas de ontwikkeling van aanspreekvormen van ouders, waarbij blijkt dat het pronomen ‘u’ steeds meer plaats maakt voor ‘jij/je’. Ter aanvulling hierop wil ik, uit eigen ervaring, melden dat in gezinnen in Belgisch Limburg (en wellicht ook in andere delen van Vlaanderen) ‘je’ meer in de algemene betekenis (‘men’) functioneert, en ‘u’ juist in specifieke gevallen (bekende personen), dit laatste zelfs binnen dezelfde generatie. Dit leidt tot voor Nederlanders ongebruikelijke constructies, bijvoorbeeld van de vrouw die tegen haar man, of de zoon die tegen zijn broer zegt: ‘Luc, heeft u vanmiddag tijd mij te helpen?’ Het lijkt mij dat dit gebruik van ‘u’ is ontstaan uit het in het Vlaams veel gebezigde ‘gij/ge’.
De redactie ontving veel reacties op de discussie ‘God/een god’. Met de onderstaande bijdrage sluit zij dit theologische debat in Onze Taal af.
God of een god?
N.P. Driesprong en E. Kruininger Maassluis
In het aprilnummer van Onze Taal stelde de heer J.P. Knorren de vertaling van het Griekse ‘theos’ (níet voorafgegaan door het bepaalde lidwoord ‘ho’) in Johannes 1:1 met ‘God’ ter discussie. Dr. H.W. Hollander van het Nederlands Bijbelgenootschap bestreed in het juli/augustusnummer van Onze Taal juist weer de vertaling met ‘een god’ en heeft bezwaren tegen het gebruik van het onbepaalde lidwoord hier. Uit de argumentatie van beiden mag duidelijk zijn - zoals Hollander ook opmerkt - dat louter grammaticaal gezien beide vertalingen mogelijk zijn. De context zal de doorslag moeten geven welke keuze gemaakt dient te worden.
‘Theos’ in Johannes 1:1 vertalen met ‘God’ en niet met ‘een god’ of ‘goddelijk’ stoelt bij nadere beschouwing op het dogma van de drieëenheidsleer, dat pas in de vierde eeuw in zwang kwam, bijna drie eeuwen nadat Johannes zijn evangelie had voltooid. Dr. Hollander baseert zijn argumenten derhalve niet op een objectieve beschouwing van de context.
Overigens geven ook een aantal buitenlandse oude en nieuwe vertalingen ‘theos’ in Johannes 1:1 weer met ‘een god’ of ‘goddelijk’. Hieronder vindt u een overzicht van een aantal van dergelijke bronnen.
1808 | ‘en het woord was een god’ | The New Testament, in An Improved Version, Upon the Basis of Archbishop Newcome's New Translation: With a Corrected Text, Londen. |
1864 | ‘en een god was het Woord’ | The Emphatic Diaglott (J21, interlineaire lezing), door Benjamin Wilson, New York en Londen. |
1879 | ‘en het Woord was een god’ | La Sainte Bible, Segond-Oltramare, Genève en Parijs. |
1928 | ‘en het Woord was een goddelijk wezen’ | La Bible du Centenaire, Société Biblique de Paris. |
1935 | ‘en het Woord was goddelijk’ | The Bible - An American Translation, door J.M.P. Smith en E.J. Goodspeed, Chicago. |
1963 | ‘en het Woord was een god’ | Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften, Brooklyn (VS) (New World Translation of the Christian Greek Scriptures, Brooklyn [VS] 1950). |
1975 | ‘en een god (of: van goddelijke natuur) was het Woord’ | Das Evangelium nach Johannes, door Siegfried Schulz, Göttingen (Duitsland). |
1978 | ‘en van goddelijke natuur was de Logos’ | Das Evangelium nach Johannes, door Johannes Schneider, Berlijn. |
1979 | ‘en een god was de Logos’ | Das Evangelium nach Johannes, door Jürgen Becker, Würzburg (Duitsland). |
Rechts, links en spelling
P. Bierman - Wageningen
Dr. W.L. Jonxis-Henkemans uit Haren heeft het wiel uitgevonden! Zij meent (zie Onze Taal 7/8, blz. 128) dat ‘vooral links-georiënteerde personen en aktievoerenden zich lijken te profileren door de c in oorspronkelijk vreemde woorden door k te vervangen’. En dat ‘behalve de vervanging van c door k ook te noemen is die van c/s, -isch/-ies, x/ks en ou/oe’. Ze beveelt onderzoek van een en ander aan. Zelf heeft dr. J. bezwaar tegen zulke spellingwijzigingen, dat is duidelijk. Ze heeft alleen een ‘speelse’ manier gevonden om het te zeggen.
Maar natúúrlijk zijn de voorstanders van zulke spellingverbeteringen allemaal ‘links-georiënteerden’, want ‘links’ is nu eenmaal inherent aan ‘positief staand tegenover veranderingen die verbeteringen betekenen’. De anderen, de behoudsgezinden, de conservatieven zijn allen ‘rechts-georiënteerd’. Zo eenvoudig is 't toch!? Daar is helemaal geen onderzoek voor nodig. Maar wat moeten we met die wijsheid? Veronderstel dat (ook) onderzoek uitwijst: ‘k-schrijvers zijn allemaal links’. Wat dan? Willen we daarmee voor- en tegenstanders nog duidelijker uit elkaar houden, wij/zij, vrienden en vijanden...?
Overigens is volgens mij aktie met kt in plaats van aksie met ks sowieso half werk.
Jongens en meisjes
Mels J. Meijers - Amsterdam
In het juni-nummer schreef Johan van Hoorde: ‘Is het u ook opgevallen dat sportvrouwen zo vaak als “meisjes” worden aangeduid, terwijl men het bij mannelijke sportlui vrijwel uitsluitend over “mannen” heeft? Deze onhebbelijke gewoonte is stellig een uiting van seksisme: achterstelling of geringschatting van vrouwen om hun vrouwzijn.’
Onhebbelijke gewoonte, achterstelling, geringschatting; dit zijn harde woorden die mij verbijsteren. Ik ben een hetero-man, doorsnee, vermoed ik. Als ik het woord ‘meisjes’ uitspreek, dan roept dat naast ‘jeugd’ onmiddellijk gevoelens op als liefelijk, teder, gracieus, gepaard aan iets van verering. Ook flinkheid, een prille volwassenheid, maar dan verbonden met broosheid, kwetsbaarheid, onvoldoende besef van de slechtheid van de wereld, oproepen tot bescherming van het waardevolste wat we kennen.
Zeg ik daarentegen ‘jongens’, dan roept dat een beeld op van onvolgroeidheid, linksheid, ongemanierdheid, geen houding weten, puistjes. Als Yvonne van Gennip, ons aller Yvonne, zou zeggen: ‘niks meisje, ik ben een vrouw!’, dan zou je wellicht schrikken: ‘is ze plotseling getrouwd; toch niet in moeilijkheden; waarom moeten we dat zo nodig weten?’ Ik bedoel maar... zoals dat in modern Nederlands heet.
Informaticatermen (1): desktop publishing
Gary van Beeck - Den Haag
In de eerste aflevering van Informaticatermen: hoe moet het heten? (Onze Taal juli/augustus 1990) wordt aan de hand van de computerterm directory de werkwijze uiteengezet van de commissie die orde wil scheppen in de chaos van termen in de informatica. Over het nog onvertaalde begrip desktop publishing zou ik de volgende opmerkingen willen maken.
Ook in Amerika is men niet altijd gelukkig geweest met de term desktop publishing, maar de afkorting dtp is desondanks gemeengoed geworden. De kwalificatie ‘desktop’ wordt in de kantoorbranche gebruikt zodra een apparaat klein genoeg is geworden om op een bureau te worden geplaatst. De ‘copier’ werd zo in de jaren zeventig een ‘desktop copier’ en won het van de ‘compact copier’, maar niemand is zo gek om zo'n ding op zijn schrijftafel te plaatsen, al is de ‘footprint’ nog zo minimaal.
Het Nederlands leent zich minder voor dit soort vondsten. We zullen het wat dtp betreft dus in een heel andere richting moeten zoeken. Wat dacht u van ‘opmaaksysteem’ - dat laat zich ook in afgeleide vormen moeiteloos in velerlei zinsconstructies inpassen. Bovendien is opmaken al een begrip in de grafische wereld. Met een beetje geluk was het dtp-probleem niet eens nodig geweest, want ook het Engels kent de grafische term ‘make up’ met dezelfde betekenis.
Informaticatermen (2): vernederlandsen kán
Prof. dr. A.B. Frielink registeraccountant, Amsterdam
Naar aanleiding van het artikel Informaticatermen zou ik ervoor willen pleiten dat niet al te snel ongewijzigde of verbasterde Engelse woorden worden aanvaard als bruikbaar Nederlands. Soms duurt het een tijd voordat een voorgesteld Nederlands alternatief in het spraakgebruik wordt opgenomen. Een (heel) oud voorbeeld is sorteermachine voor sorter, zoals door Starreveld voorgesteld. Jarenlang beweerden de ponskaartenmensen dat de Nederlandse term veel te lang was, totdat op een gegeven moment niemand meer over sorter sprak.
Wat directory betreft, is het merkwaardig dat de heer Kleinveld aangeeft ‘door diverse auteurs vertaald met inhoudsopgave, index of directory’ en op grond daarvan concludeert ‘Wat als Nederlandse term overblijft, is: directory.’ WordPerfect gebruikt al jaren de vertaling bestandenlijst (in de versie 5.1 verkort tot lijst), die mijns inziens goed bruikbaar is. De afkorting op het scherm is overigens nog steeds Dir. Diskette lijkt me niet geheel verwerpelijk, maar ik begrijp niet goed waarom we dit niet gewoon schijfje kunnen noemen: de verkleinvorm als tegenhanger van de harde schijf die een veel grotere capaciteit heeft.
Informaticatermen (3) waarom vernederlandsen?
Jan de Vuyst Vakgroep Alfa-informatica, RU Groningen
In het juli/augustusnummer van Onze Taal bespreekt Cees Kleinveld enige problemen rond Nederlandstalige informatica-terminologie. Ik heb een tweetal opmerkingen. De eerste betreft de vraag of vertalen wel altijd de voorkeur verdient.
Ik twijfel niet aan het belang van normalisatie - de chaos is inderdaad aanzienlijk. Maar waarom zou vertalen een onderdeel van het normalisatie-proces moeten zijn? De meeste informaticatermen zijn nu eenmaal Engelstalig (waarbij overigens opvalt dat zelfstandige naamwoorden veel lastiger in het Nederlands zijn weer te geven dan werkwoorden). Waarom zou je een diskette indelen als je altijd al een floppy formatteerde? Waarom zou je de hoofddirectory willen raadplegen, als de computer je meedeelt dat je naar de root directory zit te kijken? Waarom gaat de commissie niet uit van het gegeven dat (steenkolen)Engels nu eenmaal de norm is, om vervolgens de nodige orde in de terminologie te scheppen? Het argument dat Engelse terminologie alleen voor een select groepje vaklui geschikt zou zijn, gaat niet op. De gemiddelde Nederlandse consument heeft kennelijk geen enkele moeite met Engelstalige terminologie wanneer het gaat om beeld- of geluidsapparatuur, auto's, functiebenamingen, enz. Als iemand met het grootste gemak een pick-up en een tape deck in zijn hifi-set accepteert, waarom dan niet een hidden file in de root directory van zijn personal computer?
Mijn tweede opmerking betreft samenstellingen. Zelfs indien men voor alle mogelijke Engelstalige informaticatermen Nederlandstalige equivalenten zou hebben, dan nog blijft het vertalen van informaticataal een hachelijke onderneming. Hoe vertaalt men relational database management system, natural language interface, control board switch circuitry software, enz.? In spreektaal is het geen probleem om het over ‘natuurlijke taal interface’ te hebben; maar hoe moet je het spellen? In andere gevallen zal wel alleen een omschrijving mogelijk zijn, vrees ik. Maar wordt dat dan ‘programmatuur voor de circuitopzet voor een schake-
ling (schakelaar?) op het besturingsbord’ of iets dergelijks? Voor degene die de tekst moet lezen, was het waarschijnlijk duidelijker wanneer de Engelse terminologie werd gehandhaafd. Ik hoop dat de commissie Nederlandstalige informatica-terminologie aanwijzingen zal opstellen voor het weergeven van samenstellingen.
Op het artikel ‘Informaticatermen: hoe moet het heten? (1)’ zijn minstens twaalf, vaak lange reacties binnengekomen. Drie daarvan hebben we in verkorte vorm hierboven geplaatst. Alle reacties werden doorgestuurd naar de auteur, Cees Kleinveld. In het hier volgende naschrift gaat hij in op enkele onderwerpen uit de brieven.
Redactie Onze Taal
Naschrift
Cees Kleinveld
Allereerst wil ik alle inzenders bedanken voor de ingestuurde reacties. In dit naschrift zal ik nader ingaan op twee aangeroerde onderwerpen; al het commentaar dat niet besproken wordt, is wel degelijk gelezen en beoordeeld. De heer De Vuyst merkt op dat het pc-wereldje vergeven is van Engelse kreten, maar dat dat kennelijk niemand stoort. Bovendien spreekt iedereen Engels, in ieder geval voldoende om de kretologie te begrijpen. Waarom zouden we dan al die moeite doen om begrippen te vertalen? In de praktijk blijkt het vele Engels wel degelijk voor problemen te zorgen. In de normcommissie zitten vertegenwoordigers van een aantal grote computerfabrikanten, leveranciers van programmatuur, de overheid, het onderwijs, de publiciteitswereld en vertalers. Allen zien in de dagelijkse praktijk de noodzaak van goed Nederlands, omdat de boodschap anders niet duidelijk is. Niet iedereen kent voldoende Engels om ook nog eens het computertaaltje te snappen. Halfvertaalde programmatuur is onbruikbaar. Half-Engelse handleidingen zijn onleesbaar.
Directory
Er zijn verschillende suggesties gedaan voor andere termen dan het nu gekozen directory voor ‘directory’. Genoemd zijn (in alfabetische volgorde): bestandenlijst, bestandslijst, bibliotheek, gebied, gids, index en menu. Ik zal daar kort op ingaan.
Een bestandenlijst suggereert een lijst bestanden. In een ‘directory’ staan niet alleen verwijzingen naar bestanden, maar ook naar programma's, stukken tekst en dergelijke. Alles wat een naam kan hebben, kan ook in de directory staan. Bestand is, gegeven de definitie ervan, te eng. Bibliotheek valt af, aangezien dit de vertaling is van het woord ‘library’, een andere term uit de lijst. Index is een goede vertaling van ‘index’, niet van ‘directory’. Een index dient om snel te kunnen zoeken in een bestand, en heeft een bepaalde volgorde in zich. Een ‘directory’ heeft dat niet. Het is waar dat index in een redelijk bekend woordenboek voorkomt als vertaling van ‘directory’, maar dat wil nog niet zeggen dat dat goed is. Menu zou verwarring wekken vanwege de menugestuurde programmatuur. Gebied en gids zijn niet ter sprake gekomen. Die suggesties zal ik nog aan de commissie voorleggen.