Onze taal in het Frans
F.T.L.C. Laurent - beëdigd vertaalster Frans, Purmerend
Het is algemeen bekend dat de Nederlandse taal veel Franse woorden bevat. Iedereen is ermee vertrouwd dat veel woorden, zoals trottoir, chauffeur en cadeau, geheel in de taal zijn opgenomen. Deze Franse leenwoorden zijn vooral in de negentiende eeuw in onze taal gekomen. In de vorige eeuw was het in bepaalde kringen gewoonte om Frans te spreken of om veel Franse woorden te gebruiken. Men hoeft er de romans van Louis Couperus maar op na te slaan.
Minder algemeen bekend is het feit dat veel Nederlandse woorden in de Franse taal zijn binnengedrongen.
Sommige woorden herkennen wij wel; niemand zal vreemd opkijken als men de Franse bevolking hoort spreken over polders of apartheid, weliswaar met een Frans accent, maar niettemin nog herkenbaar.
De herkenbaarheid van andere woorden wordt al iets moeilijker: choquer (schokken), colza (koolzaad) en boulevard (bolwerk). Het woord huis betekent in het Frans een poort, en een huissier is een deurwaarder.
De meeste Nederlandse woorden in het Frans zijn scheepstermen. Toen de Nederlanders in de Gouden Eeuw de zeeën bevoeren, hebben zij ook in andere talen hun sporen achtergelaten. Deze Franse woorden stammen af van Nederlandse woorden die tóén gebruikelijk waren. In de loop der tijden hebben ze een mutatie ondergaan, waardoor de afstamming niet direct duidelijk is. Wie zal in het Franse woord beaupré het Nederlandse woord boegspriet herkennen, of in cabillaud onze kabeljauw? Dit geldt ook voor woorden als bâbord, (bakboord) tribord, (stuurboord) en affaler, dat eerst ‘afhalen’, en later ‘neerhalen’ (van een touw) betekende. Accise komt regelrecht van ‘accijns’, chaloupe van ‘sloep’, hisser van ‘hijsen’, en havre van ‘haven’.
Ook bij kleding en mode zijn er nog sporen van de Nederlandse taal te vinden. Wat te denken van het woord mannequin, afkomstig van ‘mannekijn’, een woord dat wij later weer terugvinden in het Nederlands, inclusief de Franse vervorming. Een blouse komt van het woord ‘bluts’, hetgeen eigenlijk een kiel is. (Het Franse woord voor de kiel van een schip is quille, ook alweer afkomstig van het Nederlands.) Het Franse woord voor ‘breien’ is tricoter, dat stamt van het Nederlandse woord ‘strikken’. In het Duits spreekt men nog steeds van stricken voor ‘breien’. Bij woorden zoals bourgmestre, voor ‘burgemeester’, en vaguemestre (eens wagenmeester, later brievenbesteller) is de oorsprong niet zeker.
Ik schat de hoeveelheid Nederlandse woorden in de Franse taal op ongeveer driehonderd. Geïnteresseerden raad ik aan eens een Frans etymologisch woordenboek te bekijken. Zij zullen er versteld van staan hoeveel buitenlandse woorden hun intrede in het Frans hebben gedaan. Dan zal men zien dat niet alleen de Nederlanders veel buitenlandse woorden in hun taal bezigen; de Fransen doen al eeuwenlang hetzelfde.