Slechts één bes geplet?
De makers, medewerkers van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden, zijn serieuze taalkundigen. Aan hun gezond verstand mankeert dientengevolge weinig. Maar dit betekent nog niet dat al hun voorstellen aansluiten bij de officiële regeling van 1954. Integendeel. Een voorbeeld. In het officiële Groene Boekje, de editie van 1954 dus, treft men naast elkaar bessesap en bessenjenever. In het eerste woord schrijft men geen -n-, in het tweede wel. De regel is ogenschijnlijk heel eenvoudig. Men schrijft bij dit soort samenstellingen altijd een -e-, behalve als het eerste lid noodzakelijkerwijs de gedachte aan een meervoud oproept. Voor een vlek van bessesap hoeft maar één bes geplet te worden, voor bessenjenever zijn er echter meer bessen nodig. Vandaar bessesap tegenover bessenjenever.
In het gebruik is deze regel veel te moeilijk gebleken. Tot op etiketten worden er fouten gemaakt. En zo bestaan er flessen met bessensap. Een commissie die zich vorig jaar op verzoek van de Vlaamse en Nederlandse staatsorganen gebogen heeft over spellingproblemen, de commissie-Geerts, adviseerde daarom de regel te veranderen en vrijwel overal -en te schrijven. Dit advies heeft de status van ministerieel besluit nooit gehaald. De samenstellers van het ‘nieuwe groene boekje’ hebben voor hun aanvullingen de regel echter wel overgenomen. En zo vindt men in de Herziene Woordenlijst de vormen van 1954 met een tussen-e en de nieuwe woorden met -en-. Na elkaar staan in het ‘nieuwe groene boekje’ kattensnaar en kattestaart. Kattestaart stond al in de oude lijst en is dus bij wet gespeld; kattensnaar, hoewel nauwelijks nog in gebruik, schijnt nieuw te zijn en gaat dus volgens de andere en tegenovergestelde regel.
Iemand die anno 1990 schrijft, moet zodoende weten welke woorden in 1954 al gewoon waren en welke niet. Bij de oude woorden dient hij regel a te gebruiken, bij de nieuwe de er recht tegenin gaande regel -a. Dit is op zijn minst verwarrend. Maar wie weet uit zijn hoofd of een woord al in de lijst van 1954 stond? Men moet dus altijd met het nieuwe boekje op zak lopen. Dat moet de uitgever deugd doen. Dit is immers het beste verkoopargument. De Leidse lexicologen volgen de commissie-Geerts ook op het punt van de voorkeurspelling. In het Groene Boekje van 1954 kregen de bastaardwoorden vaak twee spellingmogelijkheden: een oude, overgenomen uit de taal van ontlening, en een nieuwe, aangepast aan de systematiek van het Nederlands. Een van deze spellingen kreeg doorgaans de voorkeur. Favoriseren is de voorkeurspelling, favorizeren is daarnaast toegelaten.
De samenstellers van het ‘nieuwe groene boekje’ hebben, luisterend naar Geerts en de zijnen, geprobeerd de dubbelspellingen terug te dringen. De voorkeurspelling staat in de hoofdlijst, de toegestane of minder gewenste in een appendix. Dit lijkt een goed idee. Immers, de mogelijkheid van twee spellingen geeft meer woordbeelden en veroorzaakt daardoor onzekerheid en kan zodoende een foutenbron zijn. Als men echter verschillende woordbeelden naast elkaar wil voorkomen, dient men veel verder te gaan. Het Nederlands kent naast elkaar:
akoestiek |
- |
acustica |
antikrist |
- |
Christus |
klassiek |
- |
classicus |
klerikaal |
- |
clerus |
krediet |
- |
credit |
kritiek |
- |
criticus |
vakantie |
- |
vacant |
Deze dubbelvormen zijn in de Herziene Woordenlijst gehandhaafd en dit terwijl in de Leidraad staat dat men een aantal inconsequenties verbeterd heeft. Waarom wel, naar analogie van