Onze Taal. Jaargang 59
(1990)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
De leek tussen ♦ pruimen- en ♦ tomatesap
| |
Samengestelde woordenIn een taal als het Nederlands is het aantal mogelijke samenstellingen zo groot dat aan een volledige lijst niet te denken valt. De taalgebruikers hebben die ook niet nodig. Strikt genomen behoeft de woordenlijst van een spellingsysteem zelfs helemaal geen samenstellingen te bevatten. Wie over de spellingbeelden van alle niet-samengestelde woorden beschikt en tevens de regels voor hun koppeling (in het bijzonder die voor het gebruik van de tussenklanken -s-, -e- en -en) kent, kan de spelling van elke denkbare samenstelling immers zelf construeren.
Dit mag in beginsel zo zijn, maar in de praktijk zouden we met zo'n minimale woordenlijst nooit tot een eenvormige spelling geraken. Dit komt onder meer doordat de regels voor de tussenklanken in het GB zo vaag en zo moeilijk zijn. Het is dus maar goed dat er wel samenstellingen in de woordenlijst zijn opgenomen. Hun aantal is bewust beperkt gehouden (‘algemeen gebruikelijk’ was het criterium), maar door hun voorbeeldfunctie hebben zij een wijde strekking. De boodschap achter de ietwat plechtstatige uiteenzetting op blz. 1 van het GB is kennelijk: ‘Wij laten u zien hoe doktersrekening en doktersvisite gespeld worden en dan kunt u, lieve lezer, wel uit de voeten met doktersgezicht, dokterspraatjes en al die honderden andere woorden die met dokter- gevormd kunnen worden.’ Nog belangrijker voor de eenvormigheid is evenwel dat wij, naarmate we het GB vaker raadplegen, de patronen van allerlei samenstellingen onwillekeurig in ons geheugen opnemen. De tussenklankregels worden zodoende, ook al kennen we hun formele inhoud niet zo precies, onderdeel van ons ‘taalgevoel’. | |
Dikker en... andersWat doet nu de HW? De 30.000 nieuwe woorden zijn voor het merendeel samenstellingen. Zo is het aantal dokter-woorden uitgebreid van drie tot dertien. Waarom eigenlijk? Van die tien nieuwkomers waren de meeste in 1954 ook al courant. (Als criterium voor de opneming is ook hier ‘algemeen gebruikelijk’ gekozen, maar dat is blijkbaar een rekbaar begrip.) Alle dertien woorden beantwoorden aan hetzelfde patroon, dus aan onze kennis van de spellingssystematiek voegt de uitbreiding niets toe. Voor wie met de spelling van een woord als doktersjas zit, is het natuurlijk prettig dat die nu kant-en-klaar wordt aangeboden, maar in het algemeen maakt de opneming van niet-essentiële informatie een dergelijk naslagwerkje dikker en duurder dan nodig is. Enfin, de optimale omvang zal niet voor iedereen dezelfde zijn en in elk geval kan de uitbreiding bij de dokter-woorden niet echt kwaad.
Op andere plaatsen veroorzaakt dit soort toevoegingen echter wel degelijk schade. De tussenklankregels van het GB zijn, zoals gezegd, vaag en moeilijk. Iedere zorgvuldige taalgebruiker twijfelt daardoor bij het schrijven van een samenstelling wel eens tussen -e- en -en-. Opzoeken in een woordenlijst moet dan uitkomst brengen. In het GB, beknopt en verouderd als het is, is het gezochte woord menigmaal niet te vinden (maar doorgaans wel een ander, analoog geformeerd woord dat als model kan dienen). De kans om het in de HW aan te treffen is groter, maar... daarin wordt voor de keuze tussen -e- en -en- bij nieuwe woorden vaak (echter niet altijd!) een systeem gevolgd dat in strijd is met de tussenklankregels van het GbGa naar eindnoot*. | |
Modelbesef ondergravenDe gevolgen zijn bekend. Alle kranten hebben zich vrolijk gemaakt over de ♦ ossenstaartsoep die van ossestaart is gemaakt, het ♦ muizenhol dat groter is dan een rattehol, de ♦ sigarettenpeuk die naast het sigarestompje ligt. En moeten we voortaan hondeneuzen en -nogen schrijven? Of hondenogen en- euzen? | |
[pagina 153]
| |
Er is echter weinig reden om te lachen. Voor hen die zich aan het wettelijke systeem willen houden, zijn de ♦ -woorden in dit opzicht uiteraard waardeloos. En zij die voortaan de HW tot richtsnoer willen nemen, zijn nog slechter af. Aan kennis van de GB-tussenklankregels hebben zij niet veel meer. Bij elke samenstelling met een -e(n)-koppeling moeten zij nagaan of het misschien om een ♦ -woord gaat en, zo dit het geval is, de spelling daarvan domweg kopiëren (♦ snoezenpoes, ♦ zwijnenpan). Nog erger wordt het wanneer het gezochte woord niet in de HW blijkt te staan. Dienen zij bijvoorbeeld bij het schrijven van katte(n)bek het patroon van kattepoot of dat van ♦ kattenrug te volgen? Dergelijke inconsistenties leiden tot een ondergraving van het modelbesef dat wij leken bij de vorming van nieuwe woorden juist zo hard nodig hebben. | |
BastaardwoordenEen ander punt van kritiek betreft de wijze waarop de diverse spelvarianten van bastaardwoorden worden gepresenteerd. In het GB staan, zoals bekend, de voorkeurspelling en de ‘toegelaten’ spelling van een gegeven woord ieder op hun alfabetische plaats, met wederzijdse verwijzingen via ook en zie. De HW daarentegen geeft in het hoofddeel uitsluitend de voorkeurspelling, zonder enige aanduiding van het eventuele bestaan van varianten. Daarnaast is er een Appendix waarin alle ook-woorden worden herhaald en tevens de bijbehorende zie-woorden zijn opgenomen.
Velen vinden het een goed ding dat die ‘nakeurspelling’ alvast een beetje uit het gezicht is. Dat is echter nogal voorbarig. Het staat weliswaar vast dat het systeem van dubbelspellingen binnen niet al te lange tijd verdwijnt, maar dat betekent nog niet dat het monopolie dan aan de voorkeurspelling toevalt. Als we de Nederlandse kranten en tijdschriften als graadmeter nemen, is de neiging tot het gebruik van allerlei ‘toegelaten’ varianten niet gering. In België is de situatie zonder meer duidelijk. De Vlaamse pers gebruikt als standaard niet de voorkeurspelling maar de zogenaamde ‘progressieve’ spelling. Men schrijft consequent konsekwent, eksamen, faze, apoteek, sukses (toegelaten varianten), maar anderzijds praktijk, kwadraat, sekse, roze (voorkeurspelling). Het recept is kennelijk: kies in elk afzonderlijk geval de legitieme spelvorm die het meest vernederlandst is.Ga naar eindnoot**
In het licht van deze tendenties doet de verbanning van de ‘toegelaten’ varianten naar een aanhangsel nogal partijdig aan. Wie het hoofddeel van de HW raadpleegt, wordt op geen enkele manier op een eventuele keuzevrijheid opmerkzaam gemaakt. En wie de moeite neemt telkens in de Appendix te kijken, blijft daar verstoken van de gebruikelijke neveninformatie (woordgeslacht, verbogen en vervoegde vormen, verkleinwoord). Bovendien blijken tal van ♦ -woorden die om redenen van analogie in de Appendix hadden moeten staan, daar niet te vinden. Zo staat mechanica/mechanika er wel in, maar nieuwe woorden op -ica, zoals ♦ informatica en ♦ cybernetica, niet. Evenzo seksueel en select wel, maar ♦ aseksueel en ♦ aselect niet. Op blz. 14 van de HW wordt weliswaar gezegd dat het analogiebeginsel althans bij samenstellingen zal worden toegepast, maar dat blijkt lang niet altijd het geval te zijn (pathologie/patologie wel, ♦ neuropathologie niet). Allemaal de schuld van de computer? | |
Klein vuilOp vele andere tekortkomingen waar elders al over gesproken is, zal hier niet worden ingegaan. Wel wil ik me graag aansluiten bij degenen die iets meer zouden willen weten over de hierboven genoemde Taalbank. Wat gaat erin en volgens welke criteria wordt er iets uit overgeheveld naar de HW? (Waar komt bijvoorbeeld die ♦ baarmoederkoek vandaan? Hoever wil men gaan met het normeren van de spelling van allerlei kreten, zoals ♦ godsamme en zelfs zijn variant ♦ gossamme?) Wat me eigenlijk het meest hindert, is de grenzeloze nonchalance waarmee de HW moet zijn gemaakt, zowel in redactioneel als in typografisch opzicht. In elk boek getuigen slordigheidsfouten van minachting voor de lezer; in een gids als deze kan de gebruiker er ook nog andere schade door lijden.
Kijk, als een uitgever vraag naar een bepaald produkt ruikt, wil hij het natuurlijk zo snel mogelijk en met zo min mogelijk kosten op de markt brengen. Dat ligt nu eenmaal in de aard van het geprivatiseerde beestje. En wanneer medewerkers van een door de overheid gefinancierde instelling gelegenheid krijgen om het publiek iets van het maatschappelijk nut van hun werk te laten zien, dan grijpen zij die kans. Ook dat is vanzelfsprekend. Maar wanneer ik het resultaat van al die activiteiten bekijk en dan lees dat het allemaal bedoeld is om mij, Jan Taalgebruiker, te helpen, ben ik verbijsterd. |
|