De jonge taalturken
Martin de Koning - docent taalkunde, Amstelveen
Is er wel eens onderzoek gedaan naar de eindexamencijfers Nederlands van kamervoorzitter Deetman, GPV'er Schutte, doorsnee hoofdcommiezen en modale hoogleraren? Van middelmatige ambtenaren, politici en wetenschappers dus. Het zou me niet verbazen als er een aantoonbaar verband bestaat tussen dat eindexamencijfer van toen en het doctorandussenproza waarmee deze lieden nu ons taalmilieu vervuilen. Ik schat dat cijfer van toen op een 5,6 of een 6-, net genoeg om te slagen maar veel te weinig om een fatsoenlijk stilist of een draaglijk spreker te worden. De heren kozen dan ook wijselijk niet voor een beroep waarbij het daarop aankomt: ze werden politicus, ambtenaar of wetenschappelijk medewerker, bezigheden waarvoor je, in dit land, niet hoeft te kunnen spreken of schrijven. Het is genoeg je een soort lintwormige zinsbouw eigen te maken en het hoge-hoeden-idioom te imiteren (te mettertijd, in dier voege, in genen dele, het pad effenen nu de geesten rijp lijken). Eén ochtend luisteren naar actualiteitenprogramma's is genoeg om je terug te wanen in de negentiende eeuw. Het is waarachtig net of je Potgieter hoort. We hebben dat domineesland nu een eeuw achter ons - daar zijn de Tachtigers, twee wereldoorlogen, de ontkerkelijking en Jan Cremers en Wolkers overheen gegaan - maar in ons openbaar bestuur lijkt het wel een openluchtmuseum. Men praat nog steeds met een hoge hoed op en een vadermoordenaar om.
Ik vind dat uiterst beschamend voor een hoog ontwikkelde democratie in de laat-twintigste eeuw. En ik voel er niets voor om dat te vergoelijken met een ironische verwijzing naar onze koopmansmentaliteit. Dat cliché moet nu ook maar eens naar het museum. We leven in een ingewikkelde, open economie met een hoog opgeleide bevolking. Het moet nu maar eens uit zijn met dat onvermogen om op een journalistieke vraag een helder, ter zake doend antwoord te geven. Weg met die generatie Dorknopers. Want zij zijn het die schuldig zijn aan de politieke apathie van dit moment. Het succes van D'66 wordt door dit soort lieden bijvoorbeeld meesmuilend afgedaan als het ‘Van Mierlo-effect’. Laten we het hopen, heren, laten we het hopen. Dat zou betekenen dat ons volk de witte raaf herkent die Van Mierlo is: een levendige intellectueel met het vermogen zijn ideeën onder woorden te brengen. Een politicus die je bij Van Dis zou kunnen vragen. Kom er eens om bij andere partijen!
Er lijkt overigens wel een kentering op komst. Geen kentering waarbij ik sta te juichen, maar wel eentje die ik met grimmig genoegen volg. Er is in dit land een hele generatie jonge technocraten aan het opstaan die de Deetmannen, Schuttes en commiezen van hun fauteuils zal proberen te dringen. Deze jongelieden volgen en masse de uitpuilende colleges public relations, voorlichtingskunde en bedrijfsjournalistiek. Want die vakken zijn op het ogenblik op de universiteit buitenge-