U of jij/je zeggen tegen ouders?
J.A.M. Vermaas - Katholieke Universiteit Nijmegen
Wat zeggen kinderen tegen hun ouders? Is het u of jij? Die vraag stond centraal in een landelijke enquête waaraan 1385 personen, 761 van de jongste en 604 van de middengeneratie, hebben meegewerkt. De leeftijd van de jongste generatie varieerde van 14 t/m 17 jaar en die van de middengeneratie van 37 t/m 48 jaar.
De enquête bestond uit vragen naar sociale variabelen als leeftijd, opleiding, godsdienst, beroep van vader en gezinsgrootte, en uit vragen als ‘Zeg jij tegen jouw vader je/jij of u?’ De antwoorden staan in de tabel. Enkele toegevoegde motieven bij de antwoorden waren: ‘ik zou nooit u tegen mijn ouders zeggen’ en ‘u klinkt zo afstandelijk’. Uit de tabel en uit opmerkingen van ouders blijkt echter dat de geënquêteerden het normaal vinden om hun ouders met u aan te spreken. Velen van hen zijn zo opgevoed en willen op die manier beleefd zijn.
Ofschoon ik veronderstelde dat het laatste bij jongeren niet meer het geval zou zijn, blijkt toch nog gemiddeld 11% van hen de u-vorm te gebruiken. Daarbij is het opvallend dat meer jongens dan meisjes voor de u-vorm kiezen. Ook blijkt dat dit pronomen hoofdzakelijk als beleefdheidsvorm in speciale situaties, bijvoorbeeld in aanwezigheid van kennissen, gebruikt wordt.
Een andere veronderstelling was dat jongeren geen dialectische aanspreekvormen gebruiken. Toch doet nog ruim 2% dat, vooral in Friesland (mem en heit) en Maastricht (dich). Maar in vergelijking met de ouders is het percentage met bijna 3% gedaald, en dat betekent dat jongeren zich meer dan hun ouders aan de aanspreekvormen uit de standaardtaal hebben aangepast.