Al(s)maar
C. Kostelijk - free-lance corrector, Noord-Scharwoude
Veertig jaar geleden vroeg ik een in taal geïnteresseerd medisch specialist welk Nederlands woord het meest zijn afkeer opwekte. Zonder enig nadenken noemde hij het woord alsmaar. Hoorde hij dit woord van een patiënt, dan wist hij al genoeg over zijn milieu, opleiding en beroep.
De arts stond hierin niet alleen. Nog in 1971 weigerde men alsmaar in de gerenommeerde Van Dale op te nemen! Op 15 maart 1971 schreef hoofdredacteur dr. C. Kruyskamp mij: ‘Al maar vindt u in Van Dale onder al, III, 6. In een volgende uitgave zal ik de verbinding ook als afzonderlijk lemma almaar opnemen, daar deze aaneenschrijving thans zeer gewoon en gerechtvaardigd is. Echter niet alsmaar, dat m.i. niet tot het AB behoort.’ Als er één woord een fantastische carrière heeft gemaakt in de afgelopen veertig jaar dan is het wel dit alsmaar. De laatste tijd hoorde ik het gebruikt worden door onder anderen minister-president Lubbers en door bisschop Bär van Rotterdam.
Informatie over dit al(s)maar, dat pas in de 20ste eeuw is ontstaan, geeft alleen het supplementdeel van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), dat in 1956 is verschenen. Bij almaar verstrekt men twee citaten uit hetzelfde boek, de roman De gelukkige familie van Herman Robbers, dat in 1909 verscheen.
Bij al(s)maar staat vermeld: ‘in spreekt. en gemeenz. stijl voor al maar / / Met alsmaar berekenen en construeren kómt men er niet. Er worden ook daden gevraagd, SLIKBOER, Bedrijfsorg. 113 (1946).’
Ik vond een derde (vooraanstaande) alsmaar-spreker: de cabaretier Jean-Louis Pisuisse (1880-1927). In het weekblad Het Leven, 12, 1627 (1917) staat een (zeer) vroeg voorbeeld van alsmaar, dat in 1917 avond aan avond in het Amsterdamse Centraal-Theater door Pisuisse in zijn conference is gebruikt. De redacteur van genoemd blad had namelijk de belofte gekregen dat Pisuisse de letterlijke tekst zou opschrijven die hij aan de zang van zijn nieuwe liedje ‘Het chroomleeren schoentje’ liet voorafgaan. Met schroom lost hij zijn belofte in: ‘Stel je voor, dat over vele jaren m'n kleinkinderen het te lezen krijgen in een der oude en keurig gebonden jaargangen van Het leven!’ In deze tekst treft men onder andere aan: ‘Gelijk de oude Egyptenaren eeuwenlang zijn heengeloopen om de Sphinx (...) als maar om de Sphinx (...), als maar is Egyptisch (...) en zich voortdurend hebben afgevraagd bij het aanschouwen van dit monster, dat daar, halfvrouw half-leeuwin zich dreigend uit het zand der woestijn verhief: “Is het een mensch, of is 't een beest?” zoo ben ik in al die jaren van mijn woelig bestaan om de Vrouw heengedarteld ...’