Van cranberries naar duinbessen
V. Westhoff - emeritus hoogleraar plantkunde, Nijmegen
Het spijt mij dat ik de altijd zo boeiende bijdrage van Marlies Philippa ditmaal moet tegenspreken. Maar ja, taalkunde is een vak en biologie is een ander vak. In het aprilnummer (op blz. 65) worden plantkundige feiten gepresenteerd die om een reactie vragen.
Oxycoccus macrocarpos, die op Terschelling cranberry wordt genoemd (de boekennaam lepeltjeheide kent men daar niet), is wel degelijk een Noordamerikaanse soort die in Europa niet oorspronkelijk wild voorkomt. Dit is onder botanici reeds lang algemeen bekend.
Dat Oxycoccus macrocarpos op Terschelling zou zijn beland door de stranding van een vat met bessen, is volstrekt geen ‘wild verhaal’, zoals Marlies Philippa beweert, maar een zeer waarschijnlijke verklaring, gedocumenteerd in de publikaties van de eminente Terschelling-kenner dr. J.W. van Dieren, wiens dissertatie ‘Organogene Dünenbildung’ (1934) nog altijd tot de klassieken van de botanie behoort. Het voorkomen van de ‘cranberry’ op enkele andere Waddeneilanden is het gevolg van aanplant vanuit Terschelling.
Het is zeker niet bevredigend dat wij in ons land een op Terschelling ingeburgerde soort met een (bovendien onjuist gebruikte) Engelse naam aanduiden. De Nederlandse flora van Heukels-Van der Meijden (1983) voerde als nieuwe naam Grote veenbes in, maar die benaming is weinig gelukkig, omdat Oxycoccus macrocarpos niet, zoals de Veenbes, in veen groeit, maar in natte duinvalleien op zand. In een boek (ter perse) over de plantengroei van de Waddeneilanden van de hand van M.F. van Oosten en schrijver dezes voeren we de simpele en voor de hand liggende naam Duinbes in.