Het tremawonder
Jet Wester - winnares eerste prijs ECI-essayprijsvraag ‘Gaat het Nederlands teloor?’
Laten we ervan uitgaan dat u bekend bent met het trema, en de volgende taalvormen als juist herkent:
(1) |
a) met |
b) zonder |
c) zonder |
|
|
trema |
trema |
trema |
|
geïnd |
geinen |
Beatrijs |
|
geüniformeerd |
beunhaas |
gloria |
|
beërven |
beer |
beo |
|
kopiëren |
pier |
patio |
Het systeem achter deze feiten is bij wet geregeld [1]:
(2) ‘Het deelteken (trema) wordt geschreven op de tweede van twee opeenvolgende klinkers die samen als een klinker of alseen tweeklank kunnen, maar niet moeten worden gelezen.’
Dus: het rijtje onder (1a) kent trema's om de combinatie-lezingen te blokkeren die in (1b) juist bedoeld zijn. Het rijtje onder (1c) staat apart omdat er daar geen combinaties mogelijk zijn in de zin der wet, al staan er wel steeds twee klinkers naast elkaar.
Tot zover is het allemaal precies zoals we konden verwachten: een beetje saai, beetje simpel en uitermate prescriptief. Maar stop nu niet met lezen. Het geweldige feit doet zich namelijk voor dat dit allemaal niet waar is! Ik nodig u uit mij te volgen in burgerlijke ongehoorzaamheid wanneer ik de rijtjes van (1) aanvul met de eveneens gewone en juiste vormen van (3). Let daarbij vooral op het rijtje onder (b).
(3) |
a) met trema |
b) zonder trema |
|
|
smeuïg |
ingenieur |
|
theorieën |
bloeien |
|
geëist |
geuit |
|
kippeëi |
eierdop |
|
hindoeïst |
kopieer |
|
geëuropeaniseerd |
koeieuier |
De vraag die zich aandient is natuurlijk: waarom hebben de vormen onder (b) hier geen trema en die onder (a) wel? Koeieuier, het meest spectaculaire geval van (3b), heeft maar liefst elf mogelijkheden in zich (namelijk oei, oe, ei, ie, eu, ui, ie, e, i, o en u), samen logisch goed voor zo'n zestien verschillende lezingen. En het woord kent niet één trema. Smeuïg, met een trema, lijkt daarentegen in niets wezenlijk te verschillen van geuit of ingenieur - behalve dan in het trema zelf. En waarom kopieer zonder trema en kopiëren of geëist met?
Omdat hier iets volstrekt anders aan de hand is, namelijk dit: het Nederlands gaat in stilte gewoon zijn eigen gang, volgt zijn eigen wetten. Veel subtieler dan waar de Spellingwet ooit van droomde en tegelijkertijd zo natuurlijk of ‘gewoon’ dat problemen als in (3b) zelfs nog nooit als probleem gesignaleerd zijn.
Ik zal het u laten zien.
Wanneer we orde willen scheppen in de schijnbare grilligheid van het trema is het goed om eerst eens precies op een rijtje te zetten welke combinatielezingen voor klinkers er in (1) en (3) eigenlijk mogelijk zijn. Zo'n rijtje kan er, een tikje formeel, uitzien als in (4): een verzameling van regels die de mogelijk bij elkaar horende letters steeds onder één ‘paraplu’ plaatsen.
(4) |
1) ee
|
|
2) oei
|
|
3) oe
|
|
4) ei
|
|
5) ui
|
|
6) eu
|
|
7) au
|
|
8) ou
|
|
9) ie
|
Het grote voordeel van juist deze manier van opschrijven is dat we (4) nu ook kunnen zien als een minimodel van wat een lezer doet wanneer hij leest. De lezer ziet twee of meer klinkers naast elkaar (‘links van de pijl’) en hij interpreteert ze (= de pijl zelf) als bij elkaar horend (de paraplu rechts van de pijl). En zo opgeschreven wordt ook een andere, onzichtbare werkelijkheid zichtbaar: de regels staan los van elkaar en staan dus noodzakelijkerwijs ook in een bepaalde volgorde. Deze laatste, haast triviale werkelijkheid nu, is één van de wonderen waarvan het Nederlands zich bedient.
Beschouw nogmaals het woord koeieuier. We zagen dat dit woord (behalve een e, een i, een o en een u) een oei, oe, ei, ie, eu, ui en nogmaals een ie in zich heeft, die getuige het leesmodel van (4) alle zeven even goed zijn, en samen nog eens goed voor wie weet hoeveel mogelijke lezingen voor het totale woord. Opperste verwarring dus? Nee, want ook de volgorde maakt deel uit van het leesmodel en precies deze ordening filtert ‘tussen de regels door’ alle mogelijkheden uit ten faveure van slechts één lezing, namelijk de juiste. We kunnen het narekenen. Van boven naar beneden door de regelset gaand, is eerst regel 2) aan de orde, die oei van een paraplu voorziet. Is dit gebeurd, dan kan regel 3) niet meer werken, omdat er nu geen vrije (‘parapluloze’, dat wil zeggen ongeïnterpreteerde) oe meer bestaat. Hetzelfde geldt voor de ‘ei’-regel, regel 4). De eerstvolgende