niet nodig. WFH is blijkbaar van mening dat je kunt liegen het druk te hebben (p. 60), dat iemands lengte de doorslag kan geven iemand vriendelijk te ontvangen (p. 124), en dat je kunt begrijpen iets nog nooit eerder gehoord te hebben (p. 165).
Nu kan de beknopte bijzin ook als bijwoordelijke bepaling optreden, en ook dan gaat het fout:
- Zo peinzend, was het of zij zwom (...) (p. 74)
- Niemand zal mij ooit echt mooi vinden. Aangekleed, viel het minder op. (p. 148, en let ook op de curieuze komma!)
- (...) en denkend daaraan, schoten haar niets dan vlakke algemeenheden te binnen. (p. 201)
3) Merkwaardige uitdrukkingen. In Au pair houden mensen er praatjes op na (p. 61), vergoedt het uitzicht iemand veel (p. 64), brengen mensen anderen dingen ‘onder het oog’ (p. 83), worden beloningen in het uitzicht gesteld (p. 256), steken mensen een tuin over (p. 262), en doet iemand de hoofdpersoon denken aan een zeerover uit een ‘getekende strookvertelling’ (p. 365). Dit laatste is natuurlijk een typisch geval van Hermanshumor, en onderstreept nog eens dat hij het niet op anglicismen heeft - maar dat wisten we al.
4) Asyndetische coördinatie, dat wil zeggen het weglaten van een nevenschikkend voegwoord (meestal en). Dat is niet verboden, maar het is wel een stijlmiddel dat sterk de aandacht op zichzelf vestigt, en daarom met terughoudendheid gehanteerd dient te worden. Dat doet WFH niet (zie onder 7, voorbeeld drie).
5) Het gebruik van dit waar dat veel natuurlijker klinkt. Alleen al in het anderhalve pagina lange hoofdstuk 63 heb ik negen van dit soort ‘ditten’ geteld.
6) Varia. Van verkeerde samentrekking (‘Bij tijd en wijle genoot ze, maar had geen kritiek’ (p. 300)), en contaminaties (‘'t Was met talen leren misschien iets dergelijks als met de wiskunde’ (p. 30); ‘...en groot genoeg waren dat je je hand erdoorheen kon steken’ (p. 33)) via gegoochel met ontkenningen (‘Onvoorstelbaar dat ze hier een taak zou kunnen verrichten, zelfs stofafnemen niet’ (p. 131); ‘Daarmee wil ik niet zeggen dat Nadar geen groot man is geweest en een pionier’ (p. 134)), tot pleonasmen (‘het is me zonder opzet ontvallen’ (p. 208)) en vreemde woordvolgorde (‘Het is nergens nodig voor’ (p. 57); ‘Hij werd overigens in het minst niet verontrust door haar oplettendheid’ (p. 327)): niets wordt de lezer bespaard.
7) Algehele lelijkheid. Op deze plaats het boek overschrijven zou wat te ver gaan, dus ik beperk me tot een bloemlezing:
- Ook deze uitspraak, ermee eindigend dat ze de Deense strak aankeek, kreeg, hoewel een vraag, een meerwaarde van onweerlegbaarheid. (p. 69)
- De notaris knikte zo instemmend, als iemand alleen kan knikken na zaken vernomen te hebben, die hij al lang weet en waarmee hij het nooit oneens is geweest. (p. 266, en let weer op de komma's!)
- Hij was wat klein van stuk, maar gerust wel aardig. Vroeg of zij van chocola hield (‘nee’), zag er toen ook zelf van af chocola te eten, zei dat hij het betreurde zo weinig Frans te kennen en zijn mond niet durfde open te doen in die taal. (p. 336)
Laat ik het hierbij laten: als ik met al deze voorbeelden nog niet heb aangetoond dat Hermans geen recht van spreken heeft als het om het beroerde Nederlands van anderen gaat, dan lukt het met nog eens honderd voorbeelden ook niet. Hermans is zelf gewoon een stilist van niks, en als hij werkelijk het Nederlands zo'n enorm warm hart toedroeg, dan zou hij minstens een werkstudent (een au pair?) in dienst nemen om de komma's op de juiste plaats te laten zetten.