ding ‘het Journaal gebruikt het, dan zal het wel goed zijn’. Het Journaal is een van de belangrijkste trendsetters voor de norm van het Nederlands.
5. Het Journaal streeft steeds meer naar heldere en natuurlijke taal en gaat steeds vaker woorden en uitdrukkingen gebruiken die als kenmerkend mogen gelden voor de gesproken taal. Wat het eerste aspect betreft, mag men stellen dat het aantal moeilijke woorden relatief beperkt is. Ook is er weinig jargon. Met natuurlijke taal bedoel ik dat men zich steeds verder probeert los te maken van de ietwat plechtige woordenschat die wij vooral in geschreven taal tegenkomen, bijvoorbeeld: aanvangen, bevroeden, ochtendgloren of zetelen.
In opkomst zijn, of beter, frequenter gebruikt worden woorden en woordgroepen als sjoemelen, zoden aan de dijk zetten, niet lekker zitten. Ook specifieke spreektaalvarianten als goeie naast goede en nou naast nu zien wij steeds vaker opduiken.
6. Het Jeugdjournaal onderscheidt zich van de andere journaals doordat het net is of de spreektaal tot wet verheven is. De in het Jeugdjournaal voorgelezen berichten zijn afkomstig van redacteuren die spreektaal schrijven. Wellicht doet men dat om met het kijkerspubliek een solidariteitsrelatie op te bouwen, misschien ook gebruikt men de spreektaal als groepscode. Legio zijn de woorden en uitdrukkingen van het type de kluit belazeren, uit zijn dak gaan, een dikke portemonnee hebben, keetpartij, kledder, snertspelling, nogal wiedes, schransen, iets verknallen, verspijkeren, vulles, enz. Even talrijk zijn uitgesproken spreektaalvarianten van het type ikke, effe, niks, mekaar, jaja, heleboel, nou, verkleinwoorden op -ie zoals spekkie en blokkie en het veelvuldig gebruik van de overtreffende trap met als eerste lid aller: allersaaist, allerstomst, allernieuwst.
7. Het Jeugdjournaal onderscheidt zich ook in andere opzichten. Natuurlijk brengt het onderwerpen waarvan men kan verwachten dat zij het kijkerspubliek boeien. Talrijk zijn de berichten over dieren. Alleen al van de schildpadden paradeerden in 1988 de Matamata-, zee-, franje-, Amazone-, leder- en huiskamerschildpad in verschillende berichten op ons scherm.
Ook baby's, huishoudelijke artikelen, lekkernijen, schoolaangelegenheden, muziek en disco, hobby, sport, speelgoed, televisie, vakantie en zakgeld behoren tot belangwekkend nieuws van het Jeugdjournaal.
De woordenschat in deze journaals is tamelijk beperkt. Men mag daarbij evenwel niet uit het oog verliezen dat hij andere woorden behelst dan de journaals voor volwassenen, en die aanvult. Een vergelijking van de verschillende woordtypes leerde dat Journaal en Jeugdjournaal afgerond 13.500 woordtypes gemeenschappelijk hebben, dat 23.000 types alleen in het Journaal voorkomen, en dat het Jeugdjournaal 5.000 woorden kent die niet in het Journaal voorkomen.
Neem ik een willekeurige letter, bijvoorbeeld de d, dan laat één kolom al zien wat het karakter van die unieke woorden is uit het Jeugdjournaal: damestasje, danseuse, dansjurk, dansmarieke, dassenburcht, dassendrempel, decemberzegels, deftig, dekentje, dekhengst, deltavlieger, enz. Het gaat hier om een woordenschat die wij niet primair verwachten in berichten over rampspoed en calamiteiten, maar gewoonlijk aantreffen in huis-tuin-en-keuken-conversatie.
Wat naar mijn oordeel van het Jeugdjournaal ook gezegd moet worden, is dat het erop lijkt dat het meer moeilijke woorden gebruikt dan de andere journaals. Het doet dat evenwel op een pedagogische en ontwapenende wijze. Alles wordt immers zorgvuldig uitgelegd. Ik geef slechts enkele voorbeelden:
(a) | ‘Toch werd vandaag bekend dat de Aarde vorige maand op het nippertje is ontsnapt aan een botsing. Met een asteroïde, een miniplaneetje.’ (JJ 20 april 1989) |
(b) | ‘De 06-nummers die extra geld kosten, zijn vooral sexlijnen en babbelboxen, telefoonlijnen waarbij je met 10 mensen tegelijk kan kletsen.’ (JJ 25 april en 24 mei 1989) |
(c) | ‘Bij zijn bezoek aan de VS kreeg hij (minister-president Lubbers) van een Amerikaanse Universiteit een eredoctoraat. En dat is een soort diploma waarvoor je niet hoeft te leren, en waar dus ook dit mooie jasje bij hoort.’ (JJ 10 mei 1989) |
Ik rond af. Over de taal die in de berichten van het NOS-journaal gebruikt wordt, kan natuurlijk nog veel meer gezegd worden. Bijvoorbeeld over de woordvormingsprocessen die men erin kan aantreffen of over de tendensen van betekenisveranderingen die er te observeren zijn. Ook aan die facetten heb ik in mijn eerder genoemde boekje aandacht besteed. Wat ik echter met nadruk aan het slot van dit artikeltje naar voren wil brengen, is dat het lexicale onderzoek naar de supraregionale standaardspreektaal van het hedendaags Nederlands (zo die al bestaat) de aandacht van de taalkundige verdient. Actualiteitenrubrieken, telefoongesprekken en bijvoorbeeld ook de NOS-journaals kunnen onze kennis ter zake systematisch verruimen.