Onze Taal. Jaargang 59
(1990)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
PCUdB■ Excuses aan mevrouw Jo Daan voor de late reactie op haar reactie waarvan de aandachtige lezer reeds in het februari/maartnummer heeft kunnen kennisnemen. Het ging om het secretaresse/secretaris-probleem, een immer heet hangijzer in onze woelige taalwateren. ■ (Indien u bovengenoemde beeldspraak wat aan de gezochte en gezwollen kant vindt, dan moet u meer sportverslagen in onze nationale pers lezen, dan raakt u er vanzelf aan gewend.) ■ Hoe dan ook, het secretaresse/secretaris-probleem, recent herdoopt in het tikbok/tikgeit-probleem, is met het schrijven van Jo Daan wellicht niet uit de wereld geholpen. Toch heeft haar bijdrage mij in één opzicht veel deugd gedaan. ■ Persoonlijk zie ik niets denigrerends of discriminerends in het feit dat beroepsnamen mannelijke en vrouwelijke varianten hebben. Ik ben blij dat Jo Daan destijds zeer bewust de titel secretaresse heeft willen geven aan haar eigen functie, die niet die van tikgeit was. ■ Men hoort vaak de redenering dat vrouwelijke varianten voor beroepsnamen uit den boze zijn, omdat de sekse van de functionaris niet relevant zou zijn bij het uitoefenen van de functie. ■ Goed, dat zal wel. Maar ik stel me bij een uitoefenaar of uitoefenares van een functie ook graag een persoon voor, en op de een of andere manier lukt dat minder goed als de sekse van de persoon mij onbekend is. ■ Hetgeen mij op het volgende onderwerp brengt. In het Eindhovens Dagblad werd in januari van gemeentewege een advertentie geplaatst die personen opriep te solliciteren naar de functie van vrouwelijk directeur van een basisschool. ■ Dat de functionaris een vrouw moet zijn, daar hoort u mij niet over klagen. Dat de persoon in kwestie dan geen directrice mag heten, betreur ik, maar eigenlijk ben ik in al mijn angsthazigheid al lang bezweken voor het verbale geweld van de tegenstander (m/v). Maar ja, als je een vrouw wilt, dan moet je dat op een of andere manier kenbaar maken, en dus werd het vrouwelijk directeur. Ook niet vrouwelijke directeur, wat het volgens het burgerlijk fatsoen en volgens de grammatica van het Nederlands behoort te zijn; neen, ten burele van de gemeente Eindhoven vond men dat ook de slot-e van het adjectief vrouwelijk iets discriminerends, iets onfatsoenlijks, iets ongeëmancipeerds had. Onzin natuurlijk, en in dit geval helemaal: men spreekt net zo goed van een mannelijke als van een vrouwelijke directeur. ■ Men denkt wel eens dat ik mij nooit ergens druk over maak, maar in dezen roep ik schande, schande, schande, dit is pas taalvervuiling. ■ Na protesten van verschillende kanten over deze schrijfwijze heeft de verantwoordelijke wethouder vier neerlandici aangesproken en drie van hen bereid gevonden te verklaren dat deze vorm correct zou zijn. Schande, schande, schande over driekwart van de neerlandici. ■ Goed, ik houd verder mijn mond over het een en ander. U kent nu mijn standpunt. ■ Prof. mr. H. Schuttevâer uit Voorschoten vraagt zich af of ik niet voorbarig geweest ben door u in januari een gelukkig nieuw decennium toe te wensen. Begint het decennium niet pas op 1 januari 1991? ■ Ja, als men de analogie met eeuwen maakt, heeft prof. Schuttevâer gelijk. Anderzijds vraag ik me af of er keiharde afspraken over begin en einde van een decennium bestaan. En zo ja, waar deze te vinden zijn. Is men algemeen van mening dat wij ons nog in het staartje van de jaren tachtig bevinden? ■ Ik voor mij geloof dat het begrip decennium eerder betrekking heeft op elke willekeurige periode van tien jaar, dus dat iedereen altijd onder alle omstandigheden het recht heeft een ander een gelukkig decennium te wensen. ■ Nog een probleem van juridische aard wordt geleverd door mr. J.W. Scheffer, die een kranteknipsel toestuurt waarin mr. Pieter van Vollenhoven op een vraag antwoordt dat hij denkt dat iets zo is, maar dat de bewijslast daartoe moeilijk te leveren is. Bewijslast, begrijp ik, is de plicht van een partij in rechterlijke aangelegenheden om iets te bewijzen. En inderdaad, plichten zijn vandaag de dag niet meer zo eenvoudig te leveren. Het vorstenhuis heeft altijd gelijk. ■ Het ga u desondanks goed. |
|