Van woord tot woord
Kranebessen
Marlies Philippa
Wat voor bessigs eet Nederland bij wild en gevogelte? Vroeger vossebessen, maar tegenwoordig meestal kranebessen: cranberries. Nederlanders houden van buitenlandse benamingen. De vossebessen of rode bosbessen werden dan ook vrijwel nooit bij hun echte naam genoemd. Ze zaten in de potjes of stonden op de kaart als Preiselbeeren. Het eerste deel van dit Duitse woord is aan het Slavisch ontleend. Het heeft te maken met het makkelijk kunnen afritsen van de bessen. In het Zweeds heten ze lingon ‘heidebessen’. Ingemaakte vossebessen eet men in Zweden bij vrijwel alle soorten vlees. Vanouds voorzagen ze in de behoefte aan vitamine C in de winter. Er waren toen in het noorden immers nog geen citrusvruchten.
In Nederland zijn de Preiselbeeren uit de mode; nu eet men cranberries. Xandra van Gelder schreef op 1 november in de rubriek ‘Keuken’ in de Volkskrant: ‘Cranberries krijgen wel eens de naam veenbes. Die Nederlandse naam is niet helemaal correct. Een veenbes lijkt wel op de cranberry, maar is iets kleiner en niet geschikt voor menselijke consumptie. Tot iemand iets beters bedenkt, zullen wij ons moeten behelpen met de Engelse naam die feilloos aansluit bij het elitaire beeld van de zure bes.’ Dat laatste begrijp ik niet, maar daar gaat het niet om. Van belang is de benaming van de vrucht in het Nederlands.
Voor de plant (Oxycoccus macrocarpus), verwant met de veenbes (Oxycoccus palustris of Oxycoccus quadripetalus), hebben we een naam: Lepeltjeheide. En op Terschelling worden de bessen beikes genoemd, ‘besjes’ dus. Het woord bes is oorspronkelijk Nederlands. Het is verwant met het Engelse berry en het Duitse Beere. De s in bes verhoudt zich tot de r in berry en Beere als de s in was tot de r in waren. Bei, zoals in aardbei en beikes, is een leenwoord dat gevormd is naar het Franse baie. Op Terschelling komen heel wat cranberries voor; er zijn er ook wel wat op Vlieland en Texel, maar verder in Nederland vrijwel niet. De bessen die wij consumeren, komen grotendeels uit Amerika. Ze groeien ook in Canada. Het wilde verhaal dat de Terschellingse cranberries uit een gestrande Amerikaanse ton zijn voortgekomen, is waarschijnlijk niet waar. Xandra van Gelder vertelde het ons op 11 november weer eens. De bessen worden ook elders in Noord-Europa aangetroffen. In Zweden vindt men ze aan de randen van moerassen en meren. In het Zweedse weekblad Vi las ik op 16 november: ‘Pluk ze tot de tijd dat de sneeuw komt, of in het voorjaar na het smelten van de sneeuw.’ Ze heten tranbär in Zweden.
De Amerikanen hebben hun benaming voor de vruchten van Lepeltjeheide uit Europa gehaald. Het is een Engelse vertaling van het Hoogduitse woord Kranbeere of van het Nederduitse Kranebeere. Kranbeere is een variant van Kranichbeere ‘kraanvogelbes’. Kraanvogels vindt men vaak in veengebieden en moerassen. Ook de Zweedse tranbär zijn naar de kraanvogel genoemd. Dat de kr- in de Scandinavische woorden voor kraanvogel tr- is geworden, verklaart men wel uit de klanknabootsende aard van het woord.
De kraanvogel heeft het Nederlands met enkele zeer veel gebruikte woorden verrijkt. Met de hijskraan bijvoorbeeld, die zo genoemd is vanwege de vormgelijkheid met de vogelhals. Maar ook de waterkraan heeft zijn naam aan de kraanvogel te danken. En wellicht zullen wij de cranberries nog eens kranebessen noemen.