De noodzaak het onbenoembare in taal uit te drukken, leidt tot een frequent gebruik van de synesthesie, een stijlfiguur waarbij termen uit verschillende waarnemingsgebieden gecombineerd worden. Zo wordt gesproken over het op elkaar stapelen van klanken, waardoor ze dikker worden. Van een bepaald vel voor een drum worden de kwaliteiten als volgt geschetst:
‘De klank bezit voldoende helderheid en blijft crispy, hetgeen een mooi open geluid tot gevolg heeft. Het vel spreekt snel aan en heeft bij elk volume voldoende definitie.’ Maar zelfs dit type omschrijvingen schiet te kort als het er echt op aankomt. Gelukkig hebben musici dan nog één taalmiddel om op terug te vallen: de onomatopee, de klanknabootsing. Van Eik: ‘Als ze (drummers) elkaar uitleggen hoe een bepaald stukje geslagen moet worden, zeggen ze bijvoorbeeld ketrakkoem, ketrakkie of keslef. Ik heb een drummer gekend die hele solo's op deze manier voorzong: oeroeroeroerketoeroerkoeroerkoeroeroerketoer. En we begrepen allemaal heel goed wat hij bedoelde.’
Gelukkig maar.
Hans Paijmans, Bootstraps en droogtrommels - De taal van de PC gebruiker, Den Haag 1989.
Jaap van Eik, Twee Marshall torens en alles op 10 - De taal van de popmuzikant, Den Haag 1989. Beide boekjes zijn uitgegeven door de SDU en kosten f 14,90.