De traditie van de grammatica en de misvattingen over de ANS
Prof. dr. M.C. van den Toorn - hoogleraar Nederlandse taalkunde, mede-redacteur ANS
In 1988 verscheen een Grammaticaal woordenboek (van Van den Hoek, Houtman en Jullens), waarin de termen en begrippen van de traditionele grammatica alfabetisch opgenomen zijn. Blijkbaar is zo'n woordenboek in Nederland nodig als naslagwerk bij taalstudie en taalkundige activiteiten, zoals in het ‘voorwoord’ van dat boek uiteengezet wordt. Naar mijn mening hebben de samenstellers daar wel gelijk in, want jonge mensen die tegenwoordig een taal gaan studeren aan universiteit of hogeschool, hebben doorgaans geen of weinig grammatica gehad in hun vooropleiding. En naar het mij voorkomt, geldt dit niet alleen maar voor jonge mensen: ook bij ouderen is het met de grammaticale kennis - en dus ook met de terminologie - dikwijls slecht gesteld.
Heel duidelijk is dat geworden sinds de verschijning van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, de ANS, in 1984. Zoals te begrijpen valt, wordt op een dergelijk werk heel wat kritiek geuit. Wie, zoals ik, van al die kritiek kennis heeft genomen, komt tot merkwaardige bevindingen. In dit artikel wil ik ingaan op enkele reacties van niet-professionele ANS-gebruikers.
De ANS is gericht op het gebruik door drie soorten geïnteresseerden:
1) Anderstaligen die al enig Nederlands kennen. Men vergete niet dat het plan voor de ANS uiteindelijk teruggaat op een resolutie van docenten Nederlands extra muros, verenigd in de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN).
2) Sprekers van dialecten die zich willen oriënteren op het standaard-Nederlands.
3) De standaardtaalgebruikers zelf, die bepaalde grammaticale problemen willen naspeuren. Deze doelstelling is duidelijk op blz. 10 van de Inleiding van de ANS bekendgemaakt, en vandaaruit is kritiek gerechtvaardigd.