Taal op afstand
H.J. Verkuyl - hoogleraar Semantiek en Nederlandse Taalkunde, Rijksuniversiteit Utrecht/Onderzoeksinstituut voor taal en spraak
In september 1988 schreef ik in NRC Handelsblad een artikel over taalverval. Daarbij liet ik zien dat voor taalkundige leken taal kan bloeien en vervallen terwijl voor taalkundigen die studie maken van het taalsysteem, het gebruik van de termen bloei en verval op zijn best misleidende beeldspraak is. Overigens is de beeldspraak afkomstig uit de (19de-eeuwse) taalkunde zelf, maar de bestudering van de taalsystematiek heeft taalkundigen allengs in de positie gebracht van een anatoom die het menselijk lichaam bekijkt ongeacht vragen van leven en dood, schoonheid of verval, maar gericht op de vraag hoe het lichaam als systeem in elkaar zit.
Hoewel mijn bijdrage in keurig Nederlands was gesteld, reageerden sommigen alsof ik een pleidooi had gehouden voor de ondergang van het Nederlands. Ik ben daar niet verder op ingegaan, want het is mij bekend dat het geen zin heeft te argumenteren met personen die menen dat de ondergang van onze beschaving nabij is. Wat mij blijft boeien, is de vraag: waarom klagen mensen over taalverval en over slordig, slecht (meestal schriftelijk) taalgebruik, terwijl het aantal fouten dat gemaakt wordt, zo gering is?
Op dit moment zal - als het goed is - een aantal lezers denken dat hier iets niet klopt. Het aantal taalfouten is immers aanzienlijk: dagelijks zijn ze in groten getale waarneembaar.
De zin Het aantal fouten waarover geklaagd wordt, is gering is inderdaad voor meer dan één uitleg vatbaar: hij kan ook gaan over soorten fouten. In dat geval is de zin waar. De waarheid van deze stelling kan men maandelijks bevestigd zien: J.L. Heldring geeft in NRC Handelsblad een gevarieerde herhaling van telkens nagenoeg dezelfde fouten. Ingezonden stukken in de dagbladen en ook in Onze Taal vormen het aanvullende bewijs: de gevarieerdheid ligt aan de telkens wisselende voorbeelden. Het weer is verbetert en Hij heeft nog gewaarschuwt tellen als twee fouten, maar het gaat natuurlijk om één regel. De fouten betreffen meestal congruentie, samentrekkingen, geslacht, getal en verwijzing. Het zijn er bij elkaar echt niet veel.