De sleeptoon is iets bijzonders: die komt alleen maar voor in het Belgisch- en Nederlands-Limburgs, het Rijnlands, het Litouws en in Poolse dialecten in de buurt van Gdansk.
Als Limburgse mensen Nederlands spreken, klinkt die sleeptoon vaak nog door in hun standaardtaal. Als u dan weet dat zo'n sleeptoon als van ‘wie ≈ zer’ in een op de drie à vier woorden voorkomt, dan begrijpt u dat dat Nederlands een heel eigen klankkarakter heeft. In imitatie-Limburgs in conferences of in reclameboodschappen irriteert ons altijd dat die intonatie mankeert.
Bovendien heeft de Limburger een aparte intonatie voor het aangeven van een korte spreekpauze (bijv. om adem te halen, om de zin in gedachten af te maken, om spanning op te wekken). Het resultaat is een soort Nederlands die niet zeer westelijk klinkt. Men noemt dat zangerig. Status heeft dat Nederlands niet.
Mensen die op latere leeftijd Limburgs leren (dat worden er steeds minder!) leren deze twee zaken zelden perfect. Het grootste probleem voor hen is om beide tonen te leren waarnemen.
Meer succes hebben ze met de klankveranderingen die op de bijgaande kaartjes te zien zijn.
Dialectgrenzen in Ned. Limburg
Onderlinge verschillen om elkaar te typeren en te lokaliseren
In het begin zei ik al dat elk Limburgs dialect aparte klankeigenaardigheden kent. In de omgeving van Roermond maken we daar gebruik van om sprekers uit Thorn, Wessem, Swalmen, Posterholt en dergelijke te lokaliseren. Hebben al die verschillen niet een ingewikkelde samenleving tot gevolg? Absoluut niet; men vindt de verschillen klein. Ze dienen soms als middel om iemand te plaatsen, en verder praat iedereen met elkaar in zijn eigen variant. De verstaanbaarheid is daarbij niet in het geding. In het taalgebruik gaat het in Limburg, net als overal, om de inhoud. De vorm wordt pas ter discussie gebracht als die de inhoud niet (of op een opmerkelijke manier) dekt. Wél wordt er naar mijn idee vaak gesproken over woorden die in de verschillende dialecten weleens afwijken: sommige vormen vindt men dus opmerkelijk. In Roermond noemt men bijvoorbeeld sjprao ≈ n wat in Montfort sprië:w en in het Nederlands spreeuw heet. In Montfort noemt men ka:lebas wat men in Posterholt flie:s noemt; in het Nederlands heet dat ding boodschappentas of - wat ouderwetser - valies. Over dergelijke woorden spreekt men soms wel.
Ook over heel typische klankafwijkingen wordt vaker gesproken. In Herkenbosch zegt men vei:r, bei:r, blou:d, gou:d voor resp. vier, bier, goed en bloed (dat noemen de taalkundigen ‘Sittardse diftongering’) waar mensen uit andere plaatsen vee:r, bee:r, bloo:d, goo:d zeggen.
Of men gebruikt stereotypen voor Posterholt als kie:ndsje 't vötsje wesje ('t kontje van 't kindje wassen), erop wijzend dat de verkleiningsuitgang -sje als