Een on-woord
Boerenbruiloftghurt
Robert-Henk Zuidinga
In de jaren zeventig was het oma. Grootmoeders cake, de opoe-fiets, ‘grandma's freshly baked cookies’: als het maar op de een of andere manier aan een grootmoederfiguur was gekoppeld, gaf dat een produkt meteen een aura van ouderwetse betrouwbaarheid, vooroorlogse degelijkheid en onweerstaanbare nostalgie.
De advertenties en reclamecampagnes wedijverden om het getrouwste cliché van de oer-oma: een door het leven gegroefd gelaat maar met liefdevolle ogen, een brilletje - niet het allergoedkoopste uit de winkel maar toch onmiskenbaar van het ziekenfonds - vertederend krullende grijze lokken, blauwgrijze spoeling van Schwarzkopf, en een zwarte omslagdoek (zelf gehaakt!) rond de schouders tegen een kille nazomerbries.
Maar aan grootmoeders bewind kwam begin jaren tachtig een einde toen de Hema - toch al nooit te beroerd om op een tendens in te haken - de opoefiets in haar kleurenfolders opnam. Toen moesten de reclamemakers uitkijken naar een ander clichébeeld. Nou ja, clichébeeld, in reclametermen heet dat vermoedelijk ‘een vergeneraliseerd individu met grote identificeringswaarde’. En dat werden Jan en Marie.
Lang voor het rond het Binnenhof begon door te dringen, hadden de reclamejongens namelijk al heel goed door dat het milieu een onderwerp met toekomst was: uitgestrekte groene weiden, tevreden grazende koeien, imposante wolkenluchten boven een polderdijk; u dacht toch niet dat Martine Bijl voor haar lol tussen de spitskolen zit?
De mensen hadden weer behoefte aan bewust eten, aan vers en gezond, aan goed kauwen voor je het doorslikt. Uit die filosofie kwam de boerenlandmelk voort. Vanuit die gedachte werd de met natuurlijke rechtsdraaiende melkzuren verrijkte drinkyoghurt ontworpen. Met dat beeld voor ogen kwam iemand op het idee de eeuwenoude hangop umer te gaan noemen en op het deksel herinnert aan hangop te zetten.
En het werkte. Wat het verschil was, wist geen mens, maar het heette boerenland-dit of karnevers-dat, en dus werd het gekocht. En gevreten. Maar er is een grens, zelfs voor reclamemakers. Die werd bereikt toen P.N. - voluit: Boerderijmelkveredeling P(uur) N(atuur), dat zegt eigenlijk al genoeg - een ‘overheerlijke zachtzure standyoghurt’ op de markt bracht. (Standyoghurt is, volgens mijn op kringlooppapier gedrukte macrobiologische encyclopedie, een lobbige roeryoghurt'; nu weet ik nog niets.)
Op de beker waarin dit kostelijk vocht verpakt is, prijkt met gepaste trots de naam: Boerenbruiloftghurt van Jan en Marie. Daaronder staat een hoogst onduidelijke afbeelding. Een bejaarde, wat kromgetrokken man giet een emmer leeg in een melkbus - dat zal Jan zijn - en wat verder zit iemand in zo'n alle geslachtskenmerken vervagende overall een koe te melken; dat moet dus Marie wezen.
Wat die twee oudjes, die tweemaal daags door noodweer en tegenwind het land op moeten om de uiers te legen, met een boerenbruiloft van doen hebben, is volmaakt onduidelijk. En dat is misschien ook wel juist de bedoeling, want wat een boerenbruiloft - hossen, hijsen, speeksel dat uit de mondhoeken druipt, een eeltige hand die onder een rok tast; ja, als het op clichés aankomt, weet ik ook van wanten - met de lobbigheid van dioxinevrije melkzuren te maken heeft, zou zelfs de duurst betaalde reclamejongen nog niet duidelijk kunnen maken. En daar gaat het de neo-milieubewuste consument ook niet om. Die wil alleen maar een illusie.