De rubriek twijfelgevallen (‘smeulende kwesties’) uit de vorige editie is verdwenen. Waarom hakt u nu meer knopen door?
‘Ik heb gemerkt dat mensen grote behoefte hebben aan duidelijke adviezen. Twijfel over spelling en grammatica werkt zeer verlammend op veel schrijvers. Mensen zijn op zoek naar houvast in de taal. In de nieuwe editie geef ik daarom vaker het advies: doe het maar zus en niet zo, dan heb je in ieder geval geen gezeur. Voorkom onzekerheid en irritatie over ondergeschikte taal- en spellingkwesties, door een veilige, onverdachte vorm te kiezen.’
De nieuwe Schrijfwijzer bevat dus duidelijke adviezen. Maar wat is de status van die adviezen? Zijn ze gebaseerd op onderzoek of is het schrijven van een taaladviesboek nog steeds een kwestie van het overschrijven van de overgeleverde canon schrijfadviezen en het toevoegen van enkele eigentijds-ogende voorbeelden?
‘Bij die overgeleverde canon heb ik nogal wat bedenkingen. Neem een advies als “schrijf nooit zinnen die langer zijn dan 25 woorden”. Dat vind ik onzinnig. Hetzelfde geldt voor “vermijd de lijdende vorm” of “men vermijde (sic) de aangevoegde wijs”.
In de nieuwe Schrijfwijzer worden ongeveer 2000 taalvragen beantwoord. Een groot aantal daarvan heeft betrekking op conventies in taalgebruik (aanhef in een brief, literatuuropgave, hoofdlettergebruik, enz.). Bij deze conventies geef ik adviezen gebaseerd op “aanvaarde gebruiken” en “lees- en schrijfgemak”. Neem bijvoorbeeld het hoofdlettergebruik. Jarenlang heb ik veel voorbeelden verzameld, en op basis daarvan (uiteraard met behulp van bestaande literatuur) een zo uniform mogelijk systeem ontwikkeld. Wanneer dit onderzoek heet, dan zijn mijn adviezen gebaseerd op onderzoek. Maar wanneer iemand vraagt: wordt een tekst nu begrijpelijker of aansprekender wanneer de adviezen worden opgevolgd, dan kan lang niet in alle gevallen verwezen worden naar onderzoek.
Wel heb ik - voor zover mogelijkwat proefjes genomen. Met weer de hoofdletters als voorbeeld: moet je bij een naam die uit een aantal woorden bestaat, alleen het eerste woord met een hoofdletter schrijven of ook een aantal van de andere woorden uit die naam? Ik adviseer het laatste omdat zo'n lange naam (de Commissie Duidelijke Taal) dan als geheel gemakkelijker herkenbaar blijft. Ook voor het advies over tangconstructies heb ik onderzoek gedaan. Maar bij veel andere adviezen spelen inzicht en intuïtie een belangrijke rol, en natuurlijk ook een vijftienjarige ervaring als taaladviseur.’
Kun je leren schrijven uit een boekje?
‘Ik denk dat we moeten oppassen voor de aloude rederijkersmentaliteit. Goed schrijven blijft voor een groot gedeelte kunst; slechts een klein gedeelte is kunde. Natuurlijk zijn er enkele technieken, maar die leer je niet alleen uit een boek. Een kok of een tuinarchitect heeft ook niet voldoende aan boeken.
De Schrijfwijzer gaat niet alleen over begrijpelijk en correct formuleren. Ik besteed ook veel aandacht aan schrijven in een aansprekende stijl. Dat is een stijl waarmee de schrijver zijn lezers duidelijk maakt dat hij ze in de eerste plaats als gasten beschouwt die recht hebben op een persoonlijke behandeling. Maar daar zijn geen maniertjes voor, dat is een kwestie van mentaliteit. Ik probeer schrijvers zover te brengen dat ze achter hun beeldscherm gaan zitten en zich afvragen: wat wil ik nou met die tekst en voor wie is die tekst eigenlijk bestemd? Heel elementaire vragen, maar het kan ogenopenend werken om ze bij het schrijven expliciet te beantwoorden.’
U noemt een goede structuur zeer bepalend voor de kwaliteit van de tekst. Waarom beperkt u zich in de Schrijfwijzer dan tot enkele algemene richtlijnen en voorbeelden? Waarom presenteert u niet meer ‘tekstschema's’, zoals Overduin doet in zijn taaladviesboek Rapporteren?
‘Wanneer schrijvers willen leren hoe uit een grote hoeveelheid gegevens een overzichtelijke indeling in hoofdstukken en paragrafen kan worden gemaakt, dan kunnen ze mijns inziens beter een cursus volgen op basis van praktijkoefeningen, en met zelf geschreven teksten. Teksten waarmee men structureren kan leren, moeten toch al gauw een omvang hebben van zo'n tien pagina's. Bovendien is intensieve begeleiding van een docent nodig die uitgebreid commentaar kan geven. Samen met anderen heb ik overigens wel een poging ondernomen in een cursus van de Open Universiteit. Die cursus heet niet voor niets het Schrijfpracticum.’
Als aansprekend schrijven en een goede tekststructuur zo belangrijk zijn, hoe komt het dan dat de vaak hoog oplopende discussies over taalgebruik steeds weer gaan over de uiterlijke kenmerken van de taal, zoals de spelling?
‘Veel mensen denken dat odeklonje minder lekker ruikt dan eau de cologne. Spelling wordt ten onrechte gelijkgesteld aan taal. Wie spelfouten maakt, kent zijn taal niet en is een barbaar, of in ieder geval geen groot licht. Dat is de gedachtengang. Vergelijk taal eens met een jas, dan is de spelling niet meer dan de knopen van die jas. Leken staren zich blind op die knopen, terwijl er toch veel meer aan die jas te zien en te beleven is. Verklaarbaar is dat overigens wel. Een noodzakelijke voorwaarde voor het leveren van kritiek is dat je je vinger op een zwakke plek kunt leggen en een alternatief kunt aandragen. Wanneer mensen een afwijkende spelling tegenkomen, zien ze direct hoe die verschilt van wat ze zelf op school geleerd hebben. Normen die als onaantastbaar werden beschouwd, worden daarmee opeens toch op de helling gezet. Dat leidt uiteindelijk tot onzekerheid en angst. Maar wie onzeker of bang wordt, wordt altijd eerst boos. Bij een afwijkende spelling weten mensen ook altijd meteen hoe het volgens hun normen wel zou moeten. Bij een rommelig opgebouwde tekst of een tekst die heel onpersoonlijk is geschreven, is het voor een leek veel moeilijker vast te stellen waar de schoen wringt, welke normen er overtreden worden. Laat staan dat men ogenblikkelijk een alternatief heeft.’
Bestaat er nu meer belangstelling voor taalverzorging dan een jaar of vijftien geleden?
‘Zeker, je ziet dat er een bepaalde slingerbeweging is. We hebben in de tolerante jaren zestig en zeventig de teugels wat gevierd, nu worden ze weer wat aangetrokken, maar de belangstelling voor verzorgd taalgebruik zal op een gegeven moment ook wel weer verminderen. Dat taalverzorging nu zoveel aandacht trekt, past goed in een