Vraag en antwoord
Weerzien met de datief
Redactie Onze Taal
Dag Datief?, de aflevering van deze rubriek die in het oktobernummer verscheen, heeft veel reacties losgemaakt. Onze opmerking dat het onderscheid tussen de vormen hen/hun en die/wie voor velen niet meer te hanteren is, bleef relatief buiten schot. De pijlen werden wel gericht op het - helaas onduidelijk uitgevallen - laatste deel van het artikel, waarin we verdedigden dat naast de correcte zin (1) ook (2) in onze rijke taal veelvuldig gehoord kan worden:
(1) | Mij werd een rad voor ogen gedraaid. |
(2) | Ik werd een rad voor ogen gedraaid. |
Is het toelaten van (2) een capitulatie voor taalverloedering? Het antwoord is ‘nee’. Wie de geschiedenis van het Nederlands bestudeert, ziet dat onze taal heel langzaam maar o zo zeker steeds minder werkwoorden kent die met een meewerkend voorwerp (de derde naamval) verbonden worden. J.H. van der Horst heeft in zijn proefschrift Historische grammatica en taaltekens (1986) onder meer de werkwoorden bestudeerd die ‘een indruk maken’ betekenen. Bij deze werkwoorden was de ‘ondervindende persoon’ vroeger meewerkend voorwerp. Uit Van der Horsts studie zijn de volgende voorbeelden uit het Middelnederlands afkomstig:
(3) | doe verwonderde den luden (derde naamval)
toen verwonderden de lieden (eerste naamval) zich |
(4) | hem (derde naamval) bedochte, welken wech hi riden mochte
hij (eerste naamval) dacht na welke weg hij rijden zou |
Verwonderen en bedenken zijn twee van de vele werkwoorden die al eeuwen geleden zijn bekeerd tot de eerste naamval. Dat de verandering ook in deze eeuw is doorgegaan, bewijst lusten. Charivarius strijdt in Is dat goed Nederlands? (1940, blz. 47) nog een verloren strijd tegen het vulgaire
Dat moest volgens hem zijn:
(6) | Mij lusten nog peultjes. |
In de tweede helft van onze eeuw volgt mankeren het voorbeeld van lusten. De driedelige Van Dale voegt na het voorbeeld ‘Wat mankeert hem?’ tussen haakjes toe ‘ook, eig. onjuist: Wat mankeert hij toch?’ Maar zowel Koenen als de Hedendaagse Van Dale geeft naast ‘mij mankeert niets’, ‘ik mankeer niets’. Dezelfde ommezwaai zijn de werkwoorden passen, ten deel vallen, (een lang leven) beschoren zijn, etc. aan het maken. En het is niet moeilijk te voorspellen dat meer werkwoorden zullen volgen, zoals schelen, heugen en dergelijke.
Wat geldt voor de genoemde werkwoorden, geldt ook voor combinaties van meewerkende voorwerpen en werkwoorden in de lijdende vorm. Iedereen weet dat in (7) Marietje meewerkend voorwerp is:
(7) | Henk gaf Marietje rode rozen. |
Wordt (7) passief gemaakt, dan wordt het oude lijdend voorwerp rode rozen onderwerp, en niet Marietje:
(8) | Rode rozen werden (aan) Marietje door Henk gegeven. |
Maar zo gauw dat lijdend voorwerp niet concreet meer is, gaan veel taalgebruikers aarzelen:
(9) | Jonge sollicitanten wordt (of worden?) de voorkeur gegeven. |
De twijfel wordt nog groter als het oorspronkelijke lijdend voorwerp alleen nog maar in vaste combinatie met het werkwoord voorkomt en zo een werkwoordelijke uitdrukking is geworden (een halt toeroepen; de rug toekeren; een lang leven beschoren zijn). Het is aardig om de aarzeling van de normbewuste taalgebruiker in oude jaargangen van Onze Taal te volgen. In 1943 sluit een inzender zich op bladzijde 51 aan bij de grammaticus Cosijn, die ik word opengedaan/bericht ‘wartaal’ had genoemd. Hier zou mij verplicht zijn: mij wordt opengedaan. De redactie betreurt in 1948 (blz. 39) de verzwakking van het grammaticaal gevoel, waardoor hij opduikt in de zinsnede ‘dat hij niet de deur wordt gewezen’.
In 1959 werd in Onze Taal (op blz. 16) geprotesteerd tegen zijn in plaats van is in
(10) | Door die maatregel zijn vele plannen de bodem ingeslagen. |
Het duidelijkste voorbeeld is ‘geluk wensen’. Eigenlijk is Piet in
een meewerkend voorwerp, maar niemand voelt het meer zo: gelukwensen is één (werk)woord geworden.
Gelijksoortige opmerkingen vinden we in 1980 ten aanzien van het foute worden in
(12) | Overigens lijkt het erop dat deze werkzaamheden een nieuw leven worden ingeblazen. |
en in 1982 (blz. 94) tegen zij in
(13) | Zij zouden tegemoetgekomen kunnen worden. |
Velen klinken deze foute vormen zo langzamerhand vertrouwd en grammaticaal in de oren. Er zijn veel taalgebruikers die zelfs met de volgende zinnen geen probleem hebben:
(14) | Vind je het gek dat zoveel toeristen in Amsterdam een poot uitgedraaid worden? |
(2) | Ik werd een rad voor ogen gedraaid. |
In tegenstelling tot wat de heer Klaassen meent, is de ontleedbaarheid van (2) geen groot probleem. Net als de bodem in (10) en geluk in (11) is een rad in voorbeeldzin (2) deel van een werkwoordelijke uitdrukking geworden.
Dat de datief in het moderne Nederlands van velen op de tocht staat, betekent overigens niet dat de overige gebruikers van de standaardtaal nu zouden moeten overschakelen op de onderwerpsvormen. Zeker in de verzorgde schrijftaal is het goed om terughoudendheid te betrachten bij het overnemen van taalveranderingen die nog in volle gang zijn. Voor dit nieuwe jaar in ieder geval vallen u, wat ons betreft, nog veel zegeningen ten deel en hopelijk is de lezers een lang leven beschoren!