Van snobisme tot nuttigheid
Waarom deze cursussen? Door het gedeeltelijk gemeenschappelijk verleden van Indonesië en Nederland zijn veel publikaties die voor Indonesië van vitaal belang zijn, in het Nederlands geschreven. Hierbij valt te denken aan boeken en artikelen over antropologische, islamologische, historische, taalkundige, biologische en vooral juridische onderwerpen. Veel Nederlandse wetten gelden anno 1989 nog in Indonesië; de vertalingen zijn niet alle geautoriseerd en veel van de jurisprudentie is in het Nederlands gesteld.
Hoewel op sommige - vooral juridische - faculteiten in Indonesië Nederlands een verplicht bijvak was en is, bleken de colleges in dat kader niet aan hun doel te beantwoorden. Voor te veel studenten waren er te weinig docenten en leermiddelen beschikbaar. Vandaar dat er op het Erasmus-Huis cursussen waren voor (rechten)studenten, waarin vooral aandacht werd besteed aan leesvaardigheid en vertalen. Daarnaast bleek er behoefte te bestaan aan spreekvaardigheidscursussen. In het begin kon deze cursussen een zeker snobisme - vooral bij wat oudere dames uit de eens betere kringen - niet worden ontzegd, maar al snel kwamen er jonge cursisten. Zij volgden de cursussen om de taal te leren waarin hun (groot)ouders waren schoolgegaan en die bij sommigen nog thuis wordt gesproken, omdat ze het Nederlands voor hun beroep nodig hadden of omdat ze familie in Nederland hadden. Ook waren er enkelen die - al dan niet uit familietraditie - in Nederland wilden gaan studeren.
Vanaf 1984, toen de ministers van Ontwikkelingssamenwerking en van Onderwijs en Wetenschappen een flink aantal beurzen voor studie in Nederland beschikbaar stelden, is het aantal cursisten dat aan het Erasmus-Huis wordt voorbereid op een studie in Nederland zo toegenomen, dat er leslokalen (met talenpractica) moesten worden bijgebouwd. Tevens moesten er, naast de taallessen, lessen komen waarin de Indonesische student werd voorbereid op de confrontatie met Nederland: van sexshop tot ziekteverzekering.
Indonesische ministeries en de Wereldbank begonnen studenten via het Erasmus-Huis naar Nederland uit te zenden. Hoewel er ook studenten naar de VS, Japan en de Bondsrepubliek gingen, werd veelvuldig voor Nederland gekozen. Het blijkt dat studeren hier goedkoper is en minder lang duurt, dat de opvang (met name in Delft en Leiden met beide een ‘Indische’ traditie) goed geregeld is en dat degenen die voor de uitzending verantwoordelijk zijn, vaak zelf in Nederland hebben gestudeerd. Dat veel studenten hier familie hebben en dat in Nederland Indonesische gewoonten min of meer bekend zijn, is natuurlijk ook aantrekkelijk.