Nieuwe opzet
Het is een mooi uitgevoerd boek; helder en overzichtelijk. Wat de lijst van tekens betreft, zou ik < liever omschrijven met ‘afkomstig uit’. Weliswaar betekent het inderdaad meestal ‘ontleend aan’, maar niet altijd. Bijvoorbeeld niet op bladzijde 9: ‘hart (met h < ch)’.
Bij het maken van een woordenboek moet je altijd uitgaan van een basislijst. Franck baseerde zich aan het einde van de vorige eeuw voor zijn etymologische woordenboek ‘der Nederlandsche taal’ op de Duitse Kluge. Van Wijk herzag het boek en Van Haeringen kwam in 1936 met een supplement. Daarna is het met tal van wijzigingen en gedeeltelijk met verbeteringen overgeschreven door Jan de Vries. De pocket van De Vries/De Tollenaere is weer daarop gegrond. In het laatste werk zijn heel wat nieuwe woorden toegevoegd, maar nog steeds met hetzelfde stramien.
Het is goed dat Van Veen heeft geprobeerd een nieuw kader te vinden. Als uitgangspunt voor de keuze van zijn trefwoorden heeft de 11de druk van de grote Van Dale gediend. Maar hij heeft bij de selectie uitermate vreemde maatstaven aangelegd. Ik heb hier en daar wat bladzijden doorgebladerd en daar trof ik onder andere de volgende woorden aan: aalkub, aalwaardig, abaca, abachi, abacus, abeluinig, acaricide, accableren, adipeus, afrormosia, ahimsa, akon, anastigmaat; heisteren, heumig; speun, sphagnum; vicomte, victualiebroeders, viem, virga, vitiëren, vitreus. Het is niet de functie van een etymologisch woordenboek aan te geven welke merkwaardige woorden er tot onze woordenschat kunnen worden gerekend, noch welke gewestelijke en verouderde woorden (bijv. ontheisteren) er bestaan. Ook moet men een scherpe lijn trekken welke