I love...
Martin de Koning
Ik had er de Fransen niet voor aangezien, maar kennelijk kan ook Descartes het tij niet keren. Miniac, je craque! Ik heb het zelf gelezen, op de achterruit van zo'n authentiek bestofte deux-chevaux, in het pittoreske Bretonse dorpje Miniac-Morvan. De bekentenisliteratuur per autosticker. In het land van Voltaire en Vian. Ook daar al. Er is kennelijk geen houden meer aan; als een vloedgolf overspoelt het ons. En het is zonder aanzien des voitures gelijkelijk verdeeld over Saab Turbo en Fiat Panda. Men heeft blijkbaar een onbedwingbare behoefte den volke kond te doen van het feit dat men in Strijen woont (Strijen is zo!), er een hond op nahoudt (I love my Dobermann!), wel aardig met poezen kan opschieten (Ik ben een poezengek!) of weleens een balletje slaat (Squash players do it against the wall!).
Hoe moet je dat nou toch verklaren, die exhibitionistische behoefte om wildvreemden per achterruit deelgenoot te maken van je afwijkingen? Persoonlijk houd ik het op een interessant taalkundig bijverschijnsel van de ontzuiling.
Toen geluk nog heel gewoon was, was het duidelijk waar je bij hoorde. Je was rooms, gereformeerd of Drees. Je zong in het kerkkoor, zat op zaterdagkorfbal of bij de Jonge Natuurvorsers. Dat sociologisch bedje hadden je ouders voor je gespreid en daar had je maar in te stappen. Als je een erf had, had je een hond, als je muizen had een poes, en als je kind was een konijn. Maar je plakte toch niet op je Fongers dat je een poes had of aan korfbal deed? Dan had je er ook wel op kunnen zetten dat je aardappels at of twee knieën bezat. Die dingen spraken toen voor zichzelf. Kom daar nu eens om! Elsje uit Den Haag woont inmiddels gescheiden in Alphen aan de Rijn. Kees uit Kootwijk is in Amsterdam van zijn geloof gevallen en doet nu rebirth therapy, en mijnheer pastoor heet nu Sjef en woont onwettig samen in een doorzonwoning.
Ik heb eens van iemand gehoord dat Amerikanen die ver van hun geboortegrond een streekgenoot ontmoeten, zo iemand bijna doodknuffelen. Mijn zegsman verklaarde dat uit het feit dat dat land zo immens groot is. Wie van Florida naar Chicago moet verhuizen, emigréért echt, met alle ontwortelingsgevoelens van dien. Daarom zijn yankees natuurlijk ook zo dol op manifestaties die het wankele wij-gevoel weer wat voeden: verkiezingsfeesten, massale kerkdiensten.
Nou is Amsterdam-Lochem natuurlijk San Francisco-New York niet, maar op een Hollands schaaltje is er dunkt mij precies hetzelfde aan de hand. Men roept - in deze verwarde tijden - de andere dorpsbewoner, hondebezitter of honkballer per sticker toe dat men, Gode zij dank, ook lid is van de club. De autosticker als nieuwe groepstaal. Een mens moet ergens bij horen, nietwaar?