Ovale(n) (2)
I. Suasso - lerares Nederlands, Best
In het juni-nummer van Onze Taal schreef ik een stukje over het bijvoeglijk naamwoord ovaal, dat vrij vaak in de verbogen vorm een onterechte n krijgt: het ovalen venster in plaats van ovale. Naar aanleiding daarvan heb ik een paar interessante reacties gekregen, waarop ik straks inga.
Onlangs ben ik met nog een aantal gevallen geconfronteerd, waaronder twee zeer opmerkelijke. Zo vond ik in NRC Handelsblad van 27 mei 1989 een ovalen cylinder, waarmee een champagnefles werd aangeduid. Het lijkt mij dat hier geheel voorbijgegaan wordt aan de betekenis van ‘ovaal’: immers, een champagnefles is niet ovaal, en een cilinder is per definitie rond.
Een ander vreemd geval trof ik aan in Van Dale (11e druk). Daar staat bij het lemma aad, ade: ‘plat ovalen vat, (voorheen) bij het afromen van melk gebruikt’. Het gebruik van ovalen is hier bijzonder merkwaardig: omdat ‘vat’ onzijdig is, zou ‘plat ovaal vat’ veel meer voor de hand liggen. Deze fout staat overigens al sinds de 7de druk (1950) in Van Dale. Het is dus geen recent verschijnsel, zoals ik dacht. Dat het zelfs al in de jaren twintig voorkwam, blijkt uit een brief die ik van mevrouw Stuiveling uit Hilversum ontving, die melding maakt van een tafel die in de tuinkamer van haar ouderlijk huis stond en die altijd ‘de ovalen tafel’ werd genoemd.
Maar nu de verklaring. Enkele briefschrijvers wijzen op het feit dat ovaal ook een zelfstandig naamwoord kan zijn met als meervoudsvorm ovalen. Er zou dan een zekere ‘interferentie’ optreden tussen deze pluralisvorm en de verbogen vorm van het adjectief. En dan ben ik weer terug bij mevrouw Stuiveling: zij komt namelijk met een vergelijkbaar geval. Ze schrijft dat zijzelf in 1963 in een opstel ‘een vrouw met een driekanten doek om het hoofd’ ten tonele had gevoerd, wat een discussie met haar man, de letterkundige Garmt Stuiveling, had uitgelokt: volgens hem moest het driekante zijn. Van Dale (11e druk) geeft het lemma driekant alleen als zelfstandig naamwoord, met als bijvoeglijk naamwoord driekantig. Bij het lemma hoed staat echter wel ‘driekante hoed, steek’. Driekant blijkt dus wel degelijk een bijvoeglijk naamwoord te kunnen zijn. Maar nergens komt de vorm met een n voor, althans ‘steekproeven’ als steek of mitella leverden geen enkel geval op. Maar ik houd me aanbevolen voor uitzonderingen!
Bij de driekanten doek zou het meervoudsaspect een rol kunnen spelen. In feite ligt het hier nog meer voor de hand door de aanwezigheid van het telwoord. Toch geeft mevrouw Stuiveling een andere verklaring: ze vindt het mooier klinken en ze zou ook nu nog driekanten steek schrijven.
Ik geloof dat daar de oplossing van het probleem moet worden gezocht: we hebben te maken met een eufonische n, die dus louter wegens de welluidendheid wordt gebruikt. Misschien kunnen we zelfs spreken van een esthetische n: ovalen ‘staat’ zoveel mooier en interessanter dan ovale, dat wellicht te veel aan het ‘saaie’ vaal/vale doet denken, zoals ook het vroegere eikenhout en kippenei fraaier ogen dan eikehout en kippeëi. Dus toch een soort hypercorrectie, zij het in een enigszins andere betekenis dan we daar meestal aan toekennen.
Wie een betere verklaring heeft: dat hij of zij zich melde!