Van woord tot woord - Dotter
Marlies Philippa
Elders in dit blad wordt gesproken over de nieuwvorming dotteren en over het bestaande woord dotter in het Nederlands, het Duits en het Zweeds. Dotteren is een eponiem, een woord dat naar iemand is vernoemd. Andere eponiemen in het Nederlands zijn bijvoorbeeld diesel, guppy, maggi, salmonella en saxofoon.
Het Zweedse woord dotter heeft door bepaalde klankontwikkelingen heel toevallig hetzelfde uiterlijk gekregen als het Nederlandse en het Duitse dotter. Dotter in het Zweeds betekent dochter en is etymologisch ook met dochter verwant. De vorm met een -ch is ouder, is oorspronkelijk Germaans. In het Zweeds is die -ch weggevallen. Zij is samengesmolten met de -t; er heeft assimilatie plaatsgevonden.
Het Nederlandse dotter is een verkorte vorm van dotterbloem (Caltha palustris), een donkergele oeverplant. Met de benamingen dottergras en dotterkoezen worden regionaal andere planten aangeduid. Deze zijn niet geel. De dotterbloem wordt ook wel dodderbloem genoemd. Een dotterbloem is een dotter, maar een dodderbloem is niet hetzelfde als een dodder (Camelina sativa), al heeft een dodder wel (licht)gele bloemen.
Het Nederlandse dotter ‘plant met gele bloemen’ komt van dezelfde woordstam als het Duitse Dotter ‘dooier’. De dotter heeft haar naam te danken aan de kleur van haar bloemen, die zo geel zijn als een eidooier. Ook in het woord dooier zelf zit de stam van dotter/dodder. De -i- in dooier is secundair. Je kunt hem vergelijken met de -i- in rooie. Zoals rooie uit rode is ontstaan, zo is dooier voortgekomen uit doder, een vorm die in het Middelnederlands nog bestond. Doder/dooier is verwant met het Noorse werkwoord dudra ‘trillen’ en het Engelse dodder ‘sidderen, wankelen’. Het eigeel is genoemd naar zijn trillende substantie. Het Engelse zelfstandige naamwoord dodder duidt ‘trilgras’ aan. Wellicht hebben de Nederlandse niet-gele ‘dotterplanten’ hun naam ontleend aan het trillende karakter dat ze hebben. Niet zeker is of dot ‘pluksel, verward kluwen’ (de betekenis ‘lief kind’ e.d. is pas later ontstaan) met dotter en dodder te maken heeft. Wel staat vast dat dodde een variant van dot is. Dodde treffen we aan in lisdodde en doddegras. Doddig en dottig zijn de bijvoeglijke naamwoorden die zijn afgeleid van dot/dodde.
Het Middelnederlandse werkwoord dutten/doten betekende ‘razen, krankzinnig zijn’. Grondbetekenis was ‘trillen van woede of geestesziekte’. Later ging het woord ‘in verwarring raken, bedwelmd worden’ en nog later ‘suffig/doezelig zijn’ betekenen. Als iemand indut, knikkebolt hij vaak. Het Engelse dote ‘suf/seniel zijn’ is etymologisch met ons dutten verwant.
Van dutten/doten afgeleid is het Nederlandse werkwoord dodderen ‘slaperig zijn’. En hiermee zijn wij weer terug bij het Noorse dudra en het Engelse dodder. Bij dodderen hoort dodderig ‘slaperig’.
Merkwaardig is dat dodder staat naast dotter, en dodde naast dot, maar dat bij dodderen geen variant dotteren hoort. En zo kon het eponiem dotteren ontstaan zonder homoniemenvrees. Een echt nieuw woord!