Dotteren
Dr. G.J. van Andel - radioloog, Eindhoven
In de rubriek ‘Onze groeiende woordenschat (3)’ (Onze Taal 1988, blz. 158) trof ik het woord dotteren aan, een woord dat thans ook regelmatig door de schrijvende pers wordt gebruikt. Omdat ik veronderstel dat het niet algemeen bekend is waar dit woord vandaan komt, lijkt het mij dienstig om iets over het ontstaan ervan te schrijven.
In 1964 publiceerde de Amerikaanse radioloog Charles T. Dotter met anderen een artikel waarin melding werd gemaakt van een nieuwe, niet-operatieve methode om vernauwde of afgesloten slagaderen weer doorgankelijk te maken. Zij deden dit door catheters van toenemende dikte via de huid in de slagader in de lies in te brengen, en door de obstructie op te voeren. Dit betekende het begin van een nieuw onderdeel van de radiologie, de interventie-radiologie: niet alleen diagnostiek, maar ook therapeutisch ingrijpen.
In Dotters eigen land werd deze publikatie nagenoeg genegeerd, maar in een aantal Europese centra werd aan deze techniek verder gewerkt. In 1973 werd in Nederland begonnen met de systematische toepassing van deze methode. Als vanzelf werd onder vakgenoten het goed in het gehoor liggende en gemakkelijk uit te spreken werkwoord dotteren gebruikt.
Ook het zelfstandig naamwoord kwam in zwang. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken van een dotterpatiënt, een dotterprocedure, of kortweg een dotter. Het werkwoord dotteren wordt verbogen in de tegenwoordige tijd en ook het voltooid deelwoord wordt vaak gebruikt: een gedotterd vaattraject, deze patiënt is onlangs gedotterd. In sommige talen bestaat dotter als