Wartaal in de Tweede Kamer
C. Sorgdrager - politiek redacteur NOS-radio, Amsterdam
In Onze Taal van juli/augustus 1989 (blz. 129) zet Albert J. Hofstede van de Stenografische Dienst der Staten-Generaal uiteen hoe de kamerstenografen bij het op schrift zetten van de in de Tweede Kamer gesproken taal voor de keuze staan in welke mate zij die taal fatsoeneren.
Hierop wil ik graag een aanvulling geven. Met de bescheidenheid die onze kamerstenografen kenmerkt, laat Hofstede een bewerking onvermeld die naar mijn waarneming vaak nog aan dit fatsoeneren voorafgaat, te weten het ontraadselen van wartaal (vrienderlijker gezegd: ‘onbeholpen gesproken taal’). ‘Fatsoeneren’ dunkt mij een te bescheiden begrip voor de puzzelarbeid die de stenograaf in zo'n geval om te beginnen moet verrichten.
Een paar jaar geleden heb ik eens letterlijk uitgetikt wat mevrouw Gardeniers-Berendsen, toen minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, in de Tweede Kamer ten beste gaf. Het ging over de jeugdtandverzorging. Dit rolde van haar lippen:
Meneer de Voorzitter, als ik dan de vragen naloop - en ik wil dat toch doen - dan denk ik, dat 't duidelijk aanvullen van de adviesaanvrage met wijzen op de gewijzigde situatie anderhalf jaar later, het feit dat op dit moment de basisgezondheidsdiensten ook een duidelijke ondersteuning kunnen krijgen uit de GVO, in september jongstleden is het landelijk centrum geopend, de regionale samenwerkingsverbanden, de structuur, is zichtbaar geworden en er zijn duidelijke lijnen aanwezig, het moet ook nu die ondersteuning krijgen, de gemeenten hèbben een taak in die jeugdtandzorg, en het is dus duidelijk dat het daarop signaleren, het klaarliggen van een structuur, het aanwezig zijn van mogelijkheden van de preventie op brede vlak aanvatten en de voorlichting groepsgericht, dat enkele van de punten die de zogenoemde meerwaarde omvatten, daar liggen.
In de Handelingen (4 maart 1982, blz. 2519) was het aldus gesprokene als volgt terug te vinden:
Bij de aanvulling van de adviesaanvrage heb ik gewezen op de gewijzigde situatie anderhalf jaar later; verder heb ik gewezen op het feit dat op dit moment de basisgezondheidsdiensten een duidelijke ondersteuning kunnen krijgen vanuit de GVO-structuur. In september jongstleden is het landelijk centrum geopend; de structuur van de regionale samenwerkingsverbanden is zichtbaar geworden; er zijn duidelijke lijnen aanwezig. Gemeenten hebben ook een taak bij de ondersteuning van de jeugdtandzorg. Het is dus duidelijk dat het daarop signaleren, het klaarliggen van een structuur, het aanpakken van mogelijkheden voor de preventie op een breder vlak en de groepsgerichte voorlichting enkele punten zijn die de zogenaamde meerwaarde omvatten.
Wie beide teksten vergelijkt, ziet hoe gewetensvol de stenograaf heeft geprobeerd iedere poging tot een gedachte op te sporen, te prepareren en weer te geven.
Nog een voorbeeldje. Opnieuw minister Gardeniers, volgens haar letterlijke tekst:
Ik dacht dat mijn uitspraken hier duidelijk waren: het stimuleren van de jeugdtandzorg, het zorgen dat de onzekerheid die de jeugdtandzorg in feite, tot nu toe, schade heeft toegebracht, schade, het feit dat in de, en ik verwijt het gemeenten niet, dat men doordat er weinig wordt deelgenomen en dat was een feit en dan kan je wel zeggen dan had er iets moeten gebeuren, 't advies was nog niet uitgebracht dus ik kan 't die gemeenten niet kwalijk nemen, de 28-procentige deelname wegnemen, waardoor, omdat dat méér was dan dat de taak van de gemeente aanging, er een gat komt in 't in stand houden van de jeugdtandzorgdiensten, dat ik daar grote zorg over heb, dat ik geen middelen heb om dat te herstellen, dat zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen, dat via 't voortreffelijke ziektekostenverzekeringsstelsel wat op dit moment er is, om dat te ondersteunen - voortreffelijk tussen aanhalingstekens omdat we met elkaar weten dat er ook daarbuiten moeilijkheden genoeg zijn, maar dat ligt op een ander vlak - voor deze jeugdtandzorg in ieder geval een zékere financieringsstroom, niet langer wachten, zo snel mogelijk die financiële zekerheid geven.
Wie raakt niet vervuld van mededogen met de stenograaf die dit gebrabbel moet weergeven? Hij of zij (de vrouwen zijn er in de meerderheid) maakte er het volgende van (Handelingen 4 maart 1982, blz. 2527):
Ik dacht dat mijn uitspraken hier duidelijk waren. Ik heb het gehad over het stimuleren van de jeugdtandzorg en het feit dat de onzekerheid de jeugdtandzorg tot nu toe schade heeft toegebracht. Ik verwijt het de gemeenten niet. Het kwam doordat er weinig werd deelgenomen. En dan kun je wel zeggen: er had iets moeten gebeuren, het advies was nog niet uitgebracht, wij kunnen het de gemeenten niet kwalijk nemen. Ik heb het gehad over het wegnemen van de 28%-deelname, waardoor - aangezien het meer was dan de taak van de gemeenten - er een gat komt bij het in stand houden van de jeugdtandzorgdiensten. Ik heb er grote zorgen over dat ik geen middelen heb om dat te herstellen. Er moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen, om dat via het voortreffelijke ziektekostenverzekeringsstelsel dat er op dit moment is, te ondersteunen. ‘Voortreffelijk’ tussen aanhalingstekens, omdat wij met elkaar weten dat er ook daarbuiten moeilijkheden genoeg zijn, maar dat ligt op een ander vlak. Voor deze jeugdtandzorg kan in ieder geval een zekere financieringsstroom niet langer wachten. Ik zal zo snel mogelijk die financiële zekerheid geven. Dat heb ik allemaal uiteengezet.
Een jaar later werd deze spreekster benoemd tot lid van de Raad van State. Veel is inderdaad onbegrijpelijk in Den Haag.