Taalrubrieken
Lo van Driel in de PZC
P. Post - Leiden
‘Wie het geluk heeft een doorgezomerde Zeeuw te ontmoeten, kan het overkomen dat hij zinnen hoort als “Hij biek ze bruin”. Dat is niet zo gek. Dialecten bewaren oude vormen. De verleden tijd van bakken was oorspronkelijk biek. Dat het een sterk werkwoord is geweest, waarbij de klinker verandert, zie je nog aan het deelwoord: Het brood wordt gebakken (i.p.v. gebakt)’.
Dit schrijft Lo van Driel, auteur van de rubriek ‘Taalwijzer’ in de Provinciale Zeeuwse Courant, op 20 augustus 1988. De rubriek verschijnt elke veertien dagen op zaterdag. In de provinciale krant is er uiteraard aandacht voor streekgebonden taalverschijnselen. Ik gaf u hierboven al een voorbeeld. Van Driel buigt zich ook over het voor overige Nederlanders bekendste verschijnsel in het Zeeuws: waarom wordt er gesproken over huus en ies in plaats van huis en ijs? ‘Met de standaardtaal is iets gebeurd dat de dialecten niet heeft aangetast: een lange ie is tot ij-klank geworden. Iets dergelijks is ook met de uu gebeurd: we hebben er een ui bijgekregen.’
Voor de Zeeuwen is hun dialect een voordeel bij het spellen: ‘Als je een ij als ie kunt uitspreken, moet je ij schrijven, anders ei.’ Een Zeeuwse kip legt dus ook gewoon een ei en geen ie. Overigens heb ik altijd geleerd dat de Zeeuwen de g en de h verwisselen.
Zouden ze het dan niet hebben over een guus? Een vroegere buurman van mij kwam in ieder geval naar eigen zeggen uit ‘Hoes’.
Naast Zeeuwse taalfenomenen behandelt Van Driel ook algemene taalkwesties. Zo is er bijvoorbeeld de altijd boeiende etymologie: wat is de oorsprong van oogst en herfst? Ons woord oogst stamt af van augustus, ‘zoals de maand waarin de oogsttijd begon bij de Romeinen werd genoemd’. De oorsprong van herfst en ook van het Engelse harvest is echter wat minder duidelijk volgens Van Driel: ‘Wie de oorspronkelijke betekenis van herfst opzoekt, vindt in bijna alle etymologische woordenboeken dat het woord samenhangt met oogst. (...) Net als het Engelse harvest wordt de oorsprong van het Nederlandse herfst met enige aarzeling - niet alle woordenboeken zijn even duidelijk - in verband gebracht met de tijd van de fruitpluk. Marlies Philippa is in haar Woorden hebben geschiedenis heel stellig: het woord herfst komt van harv-/harf-, dat overeenkomt met het Latijnse carpo (ik pluk) en het Griekse karpos (vrucht).’
Zo duidelijk als hij over de etymologie schrijft, zo onduidelijk is Van Driel in een stukje over sterke en zwakke werkwoorden, waaruit ik al in de openingsalinea citeerde. De ontwikkeling dat veel Nederlandse werkwoorden verzwakken, is voor veel lezers, denk ik, bekend: nieuwe werkwoorden als balen, computeren en formatteren worden allemaal zwak vervoegd, en als verleden tijd van bevelen horen we tegenwoordig veelvuldig beveelde. Maar snapt u nu het volgende citaat: ‘Bijna alle sterke werkwoorden willen we, net als een kind die (!, PP) zijn taal leert, zwak maken, in het systeem van -te en -de persen. Dat het weven/weefde/heeft geweven is en wuiven/wuifde/heeft gewuifd, wordt met een grap vol onzekerheid die het aanvaardbaar maakt tot woof/gewoven.’ Is hier sprake van een omgekeerde beweging: zwak wordt sterk?
Gelukkig is Van Driel over het algemeen duidelijker dan in dit citaat, getuige zijn artikel ‘Aansluiting gemist’. Het soort ontsporingen dat hij daarin beschrijft, is algemeen bekend: woorden die op meer dan één persoon of ding betrekking hebben, maar die enkelvoudig zijn, worden nogal eens gebruikt met een meervoudsaanduiding: familie, gezin, volk, samenleving, politie, gezelschap. Van Driel noteerde tijdens het journaal: ‘De politie zet zich volledig in terwijl de omstandigheden moeilijker worden en de verdiensten achterblijven. Zij doen dagelijks hun werk zoals het behoort.’ Hoe komt het dat deze fout zo algemeen is? ‘Wie de politie bespreekt, kan niet om agenten heen. En een gezelschap komt als individuen bij ons binnen. We maken een verbinding op grond van ons gevoel of de betekenis en vergeten de grammaticale relevantie. Taalverval? Bij de 17de-eeuwse schrijver P.C. Hooft, die zijn best deed zich verzorgd uit te drukken, komt het ook al voor. Hij schrijft over een gezelschap, waarna hij spreekt over haar in plaats van het: Kom, vertel het dat gezelschap en zet haar tot woede aan.’
Ook Hooft ontspoorde wel eens. En Van Driel zelf mist in een van de bovenstaande citaten ook een aansluiting. Maar meestal zitten de artikelen gedegen in elkaar.