Effect van het experiment
De effecten van het experimentele onderwijs zijn op twee manieren gemeten. We hebben gekeken in hoeverre leerlingen na het volgen van een cursus minder fouten maken in opstellen. Daarnaast hebben we onderzocht of zij beter in staat zijn om fouten in losse zinnen en in andermans teksten te herkennen en te verbeteren.
We hebben de vaardigheid in het verbeteren van fouten getoetst met twee soorten toetsen: deeltoetsen en integratieve toetsen. De deeltoetsen bestonden uit losse zinnen waarin fouten met verwijzing, voegwoordgebruik en samentrekking voorkwamen. Bij iedere deeltoets was de taak zo veel mogelijk fouten op te sporen en te verbeteren. De integratieve toetsen bestonden uit een verhaal waarin ook andersoortige fouten voorkwamen, die eveneens opgespoord en verbeterd moesten worden.
Ten slotte hebben we de leerlingen voor en na de cursus opstellen laten schrijven. Van die opstellen hebben we onder meer het aantal verwijzings-, voegwoord- en samentrekkingsfouten per 250 woorden bepaald.
De resultaten laten zich als volgt samenvatten.
Op de deeltoetsen voor verwijzing liet iedere groep een groei zien in de vaardigheid om verkeerd gebruikte verwijzende uitdrukkingen te herkennen en te verbeteren. Deze groei was verreweg het grootst bij de leerlingen die revisie-onderwijs hadden gevolgd. Bij de grammatica-cursus was de groei zo miniem dat ze praktisch niet van betekenis was. Bij de deeltoetsen voor voegwoordgebruik hadden de drie cursussen ongeveer hetzelfde effect. Alle groepen vertoonden een aanzienlijke groei. De deeltoetsen voor samentrekking leverden weer een ander beeld op. Feitelijk leidde hier geen van de drie cursussen tot een groei die van praktisch belang is.
Bij de integratieve toetsen blijkt de revisiecursus de beste resultaten op te leveren. Leerlingen bleken na het volgen van deze cursus veel beter dan daarvoor in staat te zijn om verwijzings-, voegwoord- en samentrekkingsfouten te herkennen en te verbeteren. Bij de leerlingen die de grammaticale of de oefencursus hadden gevolgd, was er geen noemenswaardige verandering te constateren.
De integratieve toetsen bevatten ook andere soorten fouten. Voor die fouten konden we geen verschillen vinden tussen de groepen leerlingen. Geen van de groepen liet hier een groei zien die van praktisch belang zou kunnen zijn. Dit is een belangrijk resultaat omdat het laat zien dat leerlingen leren wat hun wordt aangeboden, en niets anders. Als je er in het moeder-taalonderwijs bijvoorbeeld naar streeft dat leerlingen later grammaticale fouten kunnen ontdekken in een sollicitatiebrief, dan moet je ze blijkbaar die schrijfactiviteit laten oefenen, en niet de ‘preliminaire’ vaardigheden die in veel schoolboek-oefeningen centraal staan.
De gegevens van de opstellen maken het beeld compleet. Voor zover het om verwijzings-, voegwoord- en samentrekkingsfouten gaat, blijken de oefen-