Taalrubrieken
Rubrieken in Belgische kranten
P. Post - Leiden
Elke week verschijnt in de Gazet van Antwerpen de taalrubriek ‘Onze taal is springlevend’ van Reinhilde Haest. In haar stukjes behandelt Haest onderwerpen als spelling, etymologie, spreekwoorden en semantische vraagstukken.
Haest sluit ook aan bij de actualiteit. Bij het begin van de Olympische Spelen vorige zomer ging ze in op de spelling van de naam Seoel: dit moet Seoel zijn, of Seoul, Soul of nog iets anders (zie ook Onze Taal 9, 1988). Ze behandelt aan de hand daarvan de controverse tussen het ANP en het Actiecomité Buitenlandse Namen (ABN), u wel bekend uit dit blad. Er zijn verschillende visies op de spelling van buitenlandse namen mogelijk. Haest vat haar mening zo samen: ‘Het ANP heeft zeker verdienstelijk werk verricht. Maar hoe lovenswaardig de beweegredenen ook waren om de spelling van de geografische namen voor een hele tijd vast te (laten) leggen, de principes waren mooier dan het resultaat.’ Een opmerking waar het ABN zich waarschijnlijk wel achter kan scharen.
In oktober, kermistijd in België, schrijft Haest een stukje rond het woord ‘grabbelton’: ‘Wat je uit de grabbelton opvist, is altijd een verrassing.’ Het aantal woorden dat etymologisch verwant is aan grabbelen is inderdaad nogal verrassend. Niet alleen de werkwoorden graaien, grijpen (gripen in het Middelnederlands), grissen en begrijpen, maar ook de zelfstandige naamwoorden garf (een bos samengebonden graanhalmen), grap, greep en griep horen erbij: ‘(...) ook onze winterse griep is verwant aan het werkwoord grijpen, zij het dan via het Franse “gripper” (grijpen, pakken). (...) Wie griep heeft, heeft het dus te pakken’.
Als u wilt meegrabbelen in de taalton van Reinhilde Haest: de stukjes verschijnen steeds op maandag in de Gazet.
Frequenter verschijnend en ook wat diepgravender zijn de afleveringen van de rubriek ‘Taal’ in De Standaard, een Brusselse krant. De rubriek wordt geschreven door E. Berode en verschijnt elke dinsdag en donderdag.
Berode geniet bekendheid als taalcriticus, mede doordat hij taaladviseur is bij de BRT. Zijn ‘blauwe brieven’, waarmee hij taalfouten signaleert binnen de omroep, zijn berucht.
In zijn rubriek in De Standaard reageert Berode meestentijds op vragen van lezers. De inhoud van de rubriek is dan ook vergelijkbaar met de rubriek ‘Vraag en Antwoord’ in Onze Taal, zij het dat Berode natuurlijk wat sneller kan antwoorden dan de redactie van Onze Taal.
Berode behandelt tal van onderwerpen. Enkele voorbeelden zijn: spelling, schrijfadviezen, taalfouten, anglicismen, leestekens, tijd en logica in taal, en Nederfrans.
Nederfrans? Een uitdrukking als ‘welke zijn de doelstellingen van de staatshervorming?’ uit een toespraak van koning Boudewijn is een voorbeeld van Nederfrans. Het is een vertaling van ‘quels sont...’. Berode zegt daarover: ‘Welke zijn...?’ tref je ook een enkele keer in Nederland aan (...). Sommigen gebruiken het fossiel ‘welke zijn...?’ nog altijd in archaïsche of heel formele taal. (...) Die woorden zijn natuurlijk ook (prachtig) Nederlands: belegen kaas is ook (lekkere) kaas. Maar in een ander dan het oubollige of deftige register is ‘welke zijn...?’ een dissonant.’ Boudewijn in de fout, lijkt het. Of is het juist diens bedoeling om in het ‘deftige register’ te spreken?
Een ander probleem dat regelmatig terugkeert, is de verhouding tussen Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands. Het doorbreken of bijeenhouden van de werkwoordelijke groep is zo'n probleem. ‘Stel dat u moet kiezen tussen: “Ik zou er met nadruk op willen wijzen/willen op wijzen dat u daar meer aandacht aan moet schenken/ moet aan schenken”. Voor Nederlanders is er geen twijfel mogelijk: de werkwoordsvormen aan het eind van een zin vormen een ondoordringbaar geheel en dus plaatsen ze op of aan spontaan voorop. Ook veel Vlamingen denken er zo over, maar toch is ook willen op wijzen of moet aan schenken bij ons gangbaar. (...) De ANS registreert dat sommige (veel) Vlamingen geen bezwaar maken tegen een vreemde eend in de werkwoordelijke bijt.’
Berode maakt vaak ‘vervolgafleveringen’ van zijn stukken. Zo schreef hij vier artikelen over volksetymologie: ‘Het enige gemeenschappelijke kenmerk van de etymologie en de volksetymologie is de drang om de woorden uit te kleden. De etymologen bewandelen daarbij wetenschappelijke wegen. (...) De volksetymologen daarentegen zetten de woorden naar hun hand: galerij zal wel een verkeerde vorm zijn, redeneren ze. Aangezien je in zo'n gang kunt lopen of gaan, moet dat eigenlijk een gaanderij zijn. En zo komt het dat beide vormen nu naast elkaar bestaan.’