Interactionele problemen
Deze fouten hebben volgens ons met elkaar gemeen dat de schrijver bij het formuleren het perspectief van de beoogde lezer verkeerd heeft geschat. Dat is iets anders dan zomaar een vergissing maken. Ook zijn de typen fouten die nu aan de orde komen frequenter dan de eerder besproken typen. In (7) vinden we twee voorbeelden van een verwijzingsfout.
(7)a Vader zei: ‘Misschien zijn ze verdwaald en kunnen ze het aan niemand vragen.’
(7)b We gingen naar het hotel. Die man wees ons onze kamer.
In de context van de opstellen waaruit (7)a, b afkomstig zijn, is duidelijk dat de gecursiveerde delen geen betrekking hebben op iets dat al genoemd is. Aan de lezer dus de taak om uit te vinden waar het en die man op slaan. Nu is dat niet zo moeilijk: met het wordt zoiets bedoeld als ‘hoe ze de weg terug naar huis kunnen vinden’, en die man slaat natuurlijk op de piccolo of de receptionist van het hotel. Wat is dan het probleem? Elementen als hij en het, en de man en die man behoren een unieke verwijzing te hebben, dat wil zeggen: bij correct gebruik is er maar één ding of individu waarop het element betrekking kan hebben.
In (7)a en b hebben dus het, respectievelijk die man geen unieke verwijzing. Komt dat door achteloosheid van de schrijver? Weet hij niet welke grammaticale eisen een element als het stelt aan zijn context? Volgens ons moeten de zinnen van (7) eigenlijk gelezen worden als (8)a en b. Het deel tussen scherpe haken duidt een schakel aan die de schrijver wel voor ogen had, maar die hij niet heeft opgeschreven.
(8)a Misschien zijn ze verdwaald, <weten ze niet hoe ze weer thuis moeten komen> en kunnen ze het aan niemand vragen.
(8)b We gingen naar het hotel. Daar was een man. Die man wees ons onze kamer.
Op zichzelf kunnen dergelijke schakels best impliciet blijven. Sterker nog, ze doen nogal oeverloos aan. De lezer kan ze zelf erbij bedenken. Maar je kunt ze niet weglaten zonder het te vervangen door bijvoorbeeld de weg, en die man door bijvoorbeeld de receptionist. (Gegeven een hotel verwijst de woordgroep de receptionist uniek.) Je zou kunnen zeggen dat de schrijver in (7)b met die man verwijst naar de man die hij voor zijn geestesoog ziet, zoals je ook met die man kunt verwijzen naar een man die je echt voor je ziet. De schrijver heeft zich dus sterk ingeleefd in de situatie. Dat we (7)b gemakkelijk kunnen begrijpen zoals weergegeven in (8)b, komt doordat ook wij ons, als we willen, in de beschreven situatie kunnen inleven. Gaat het om een tekst van een kind, dan zijn we daartoe wel bereid. Beoordelen we een tekst echter op zijn merites als tekst voor een algemeen lezerspubliek, dan gelden dergelijke overwegingen niet. Zo'n tekst doet, als het goed is, geen beroep op de goedgunstigheid van de lezer. Wat we met moedertaalonderwijs willen bereiken, is natuurlijk dat leerlingen uiteindelijk in staat zijn om zo'n tekst te schrijven.
Verwijzingsfouten als in (7)a en b vormen een interactioneel probleem: de schrijver houdt te weinig rekening met het perspectief dat de beoogde lezer op zijn tekst heeft. Daarin verschillen deze fouten van de eerder besproken controleproblemen. Fouten als in (7)a en b merk je als schrijver pas op als je nadrukkelijk het perspectief van de beoogde lezer inneemt. Dit lijkt typisch iets dat jonge schrijvers moeten leren.
Grammatica-onderwijs zou een geschikte manier kunnen zijn om het probleem te behandelen. Het probleem heeft een duidelijk grammaticale component: je kunt uitleggen wat er mis is met (7)a en b met behulp van termen als voornaamwoord en naam-