Taalschepping
Er bestaat voor een copywriter natuurlijk niets mooiers dan dat hij erin slaagt een woord of uitdrukking aan onze taal toe te voegen. Een klassiek voorbeeld is het woord frisdrank, een puur Nederlands woord dat niet meer uit onze woordenschat valt weg te denken. Kakelvers is een wat dubieuzer woord. Het klinkt, zoals Van Dale terecht vermeldt, als ‘reclametaal’. Handige conceptmakers (zo noemt men de ideeënbedenkers in de reclame) koppelen de merknaam aan een woord of begrip. Zo zijn Giroblauw en het Zwitserlevengevoel reeds ingeburgerd. Of ze hebben het geluk dat het publiek vrijwillig een merknaam als soortnaam gebruikt: Vim voor schuurpoeder, Maggi voor aroma, Walkman voor... tja, hoe noem je zo'n ding eigenlijk?
Niet dat ik met het bovenstaande wil beweren dat de reclame een beslissende invloed op ons taalgebruik heeft. Het omgekeerde is eerder waar. Bij de wisselwerking tussen reclame en levende taal is het vooral de reclame die profiteert van de taalvernieuwingen. Luister maar naar het lefgozertje dat de bazen van Smith Chips voor piepersnijers en eigenheimers uitmaakt: ‘Diz iz tievie mèn! Crispie geluidje hè?’
Hierbij dient ten overvloede te worden opgemerkt dat de reclame in dit geval niet de taalvernieuwer maar de trendvolger is. Hetzelfde geldt voor het gebruik van turbo-taal in reclame. Schoorvoetend duiken nu ‘afko's’ als depri en werkwoorden als stressen op in modern bedoelde reclameteksten. Overigens zal de reclame er geen geringe bijdrage aan hebben geleverd om het woord turbo zelf gemeengoed te