Ouwe tangen en bokken
Hoe zit dat in Nederland? Is onze houding tegenover ouderen anders dan de Amerikaanse, en wat is ervan in de taal terug te vinden? In tegenstelling tot de Amerikanen lijken wij niet veel scheldwoorden te hebben die uitsluitend op oude mensen van toepassing zijn. Er zijn er wel een paar, zoals fossiel of mummie; meubelstuk wordt ook voor oude mensen gebruikt, maar heeft in eerste instantie betrekking op iemand die al lang een bepaalde positie inneemt (bijvoorbeeld in een bedrijf).
Veel niet-leeftijdgebonden scheldwoorden en negatieve kwalificaties kunnen echter voorafgegaan - en soms versterkt - worden door oud: oude (ouwe) lul, hoer, tang, taart, viezerik. Oud heeft in dit soort combinaties niet altijd betrekking op leeftijd: in ouwe zeur of ouwe leuteraar betekent oud eerder iets als ‘al lang bezig met datgene wat in het zelfstandig naamwoord wordt aangeduid’. Woordcombinaties als oude tang of oude viezerik (in het Engels wordt het acroniem D.O.M., ‘dirty old man’, gehanteerd) verwijzen wel weer specifiek naar leeftijd.
Het ontbreken van een jeugdig equivalent voor oude viezerik kan beschouwd worden als de weerspiegeling in taal van het stereotype dat seksueel gedrag voor ouderen ongepast is. Hetzelfde geldt voor oude bok, hoewel deze benaming minder negatief is. Bij oude viezerik en vieze oude man speelt ook vaak de bijbetekenis ‘met afwijkende belangstelling’ mee: een vieze oude man steelt ondergoed van waslijnen of ruikt aan dameszadels.
Sommige scheldwoorden komen uitsluitend voor in combinatie met oud: oude knar en oude sok. Overigens kunnen combinaties met oud ook positief bedoeld zijn, zoals in oude (ouwe) rakker, gabber, dibbes e.d. Oud betekent dan ‘vertrouwd’, ‘met wie ik, spreker, al jaren omga’.