| |
| |
| |
Het ziet er naar uit...
W. Sterenborg
Drie jaar geleden (1985, blz. 161) heeft de heer Kielich zijn hart gelucht met een opwindende uiteenzetting over de verwarring op het gebied van de aaneenschrijving van voornaamwoordelijke bijwoorden (vnbw's). Het betreft tweeledige bijwoorden die ontstaan uit een voorzetsel (of achterzetsel) + een voornaamwoord of lidwoord, met weglating van een volgend zelfstandig naamwoord. In plaats van ‘in dit huis’ zeggen we niet ‘in dit’, maar hierin. Zo vervangen we ‘met dat mes’ via ‘met dat’ door daarmee, en ‘van welk materiaal’ wordt waarvan; in plaats van ‘op het dak’ zeggen we niet ‘op het’, maar erop, terwijl ‘kom van het dak (af)’ ‘kom eraf’ wordt. Soms verwijst er nergens naar, zoals in ertussenuit trekken, ervan langs krijgen, ervandoor gaan, eropuit trekken.
| |
Welke voorzetsels?
Hoewel veel voorzetsels, vooral plaatsen richtingaanduidende, voor zo'n combinatie geschikt zijn - zelfs dubbele als tegenover - zijn er vele die niet in dergelijke combinaties voorkomen. Naast ‘door dat ongeval’ staat daardoor, maar naast ‘ondanks dat ongeval’ en ‘niettegenstaande dat ongeval’ vinden we iets heel anders: desondanks, desniettegenstaande. Bij ‘tijdens dat ongeval’ bestaat noch de ene noch de andere combinatie, maar gebruiken we het voorzetsel + een voornaamwoord: tijdens hetwelk. Dit systeem leidt tot: volgens die, aangaande wat, wegens welke, gezien dat, enz. Voor menigeen klinkt waarzonder nog vreemd; Koenen vermeldt het, en Van Dale bovendien erzonder, hierzonder en daarzonder.
| |
Transformatie
De naam voornaamwoordelijk bijwoord wordt begrijpelijker als men beseft dat zowel het oorspronkelijke voornaamwoord als het voorzetsel samen één bijwoord worden. Enkele voorzetsels veranderen daarbij van vorm: met en tot worden als bijwoord respectievelijk mee en toe: met welk middel - waarmee; tot welk doel - waartoe. Zo gaat naar vaak over in -naartoe of -heen, en wordt van vervangen door -vandaan of -(van)af.
| |
Toepassing
Een vnbw wordt meestal gebruikt met betrekking tot een zaak; gaat het om een persoon, dan heeft volgens de regels voor de schrijftaal de omschrijving (voorzetsel + voornaamwoord) de voorkeur: Waarop wacht je? (op antwoord); op wie wacht je? (op mijn collega); denk ook daaraan; denk ook aan hen. Niettemin hoort men in spreektaal met betrekking tot personen veelvuldig een vnbw gebruiken: Dat zijn mensen waarmee je beter niet kunt omgaan.
| |
Aaneenschrijving
Vroeger was er van aaneengeschreven vnbw's geen sprake. De Vries & Te Winkel bepaalden dat zulke combinaties beginnend met hier, daar of waar voortaan eenwoordig zouden zijn. Die met er vielen buiten de regel, omdat ze ‘meestal door tusschenstaande woorden van het voorzetsel gescheiden’ zouden voorkomen(!) Pas sinds 1955 schrijven we ook er vast aan het erbij horende bijwoord. Deze regel is nog niet tot alle woordenboeken helemaal doorgedrongen. Combinaties die met ergens, nergens en overal beginnen, worden nog steeds los geschreven: ergens onder, overal tussen.
| |
Niet koppelen
Er, hier, daar en waar worden niet aan het erop volgende voorzetsel gekoppeld als dit laatste een (erop volgend) zelfstandig naamwoord bij zich heeft: daar tussen die papieren, hier bij het stadhuis, ik ben er om drie uur. De binding van het voorzetsel naar rechts (met een zelfstandig naamwoord) laat koppeling met een links staand bijwoord niet toe. Trouwens, wie goed luistert, hoort het verschil in beklemtoning: dáár tùssen die papieren/daartùssen; híer bíj het stadhuis/hierbíj. Ook tweeledige bijwoorden (zie het oktobernummer, blz. 146) zoals onderin, achteraan, rondom, middenop, tussendoor, laten voorvoeging van er, hier, daar en waar toe: hieronderin, erachteraan, daarrondom, ermiddenop, waartussendoor.
| |
Werkwoorden
Een struikelblok vormen dikwijls de samengestelde werkwoorden. De titel van dit artikel zou op enkele manieren verkeerd geschreven kunnen worden. Bedoelt men naar niet als bijvoeglijk naamwoord (in de betekenis ‘akelig’), dan moet ernaar één woord zijn. Om vast te stellen of uit samen met ernaar één woord vormt, dient men na te gaan of het misschien een afgescheiden deel is van een samengesteld werkwoord; en inderdaad gaat het in deze zin om uitzien, zodat uit als afgescheiden deel daarvan alleen komt te staan. Zoiets valt gemakkelijk te bewijzen door omzetting van de zin, bijvoorbeeld: zal het ernaar uitzien...? Of: hij gaat daarvoor door/als hij daarvoor doorgaat; wie gaat hiertegen in/wie hiertegen ingaat; ze lopen erop vooruit/nu ze erop vooruitlopen. (Zie wat dit aspect aangaat ook het artikel van dr. Hermkens in OT van april 1986, blz. 55.)
Dat de afzonderlijke schrijfwijzen ook verschillende betekenissen kunnen opleveren, mogen enkele voorbeeldzinnen aantonen: je kunt er (in het buitenland) vooruitkomen/je kunt ervoor uitkomen (het bekennen)/je kunt er vóór (= aan de voorkant) uitkomen (als je die ruïne aan de achterzijde binnengaat); je kunt het daarvanaf zien/je kunt daarvan afzien; willen ze ervandoor gaan?/als twee ervan doorgaan, blijft de derde alleen op het basiskamp achter.
| |
Waarheen met heen?
Het bijwoord heen wordt vast aan een vnbw geschreven: erdoorheen, hieromheen, waaroverheen, daarlangsheen. Soms echter is heen het eerste deel van een werkwoord (met de betekenis weg): heengaan, heenlopen, heenrijden; dan staat het los ergens achter het werkwoord of vast voor aan het werkwoord. Vergelijk: daarom gaan ze heen / zouden ze daarom heengaan? maar: zouden ze daaromheen gaan?
| |
Woordenboeken
Het is jammer dat woordenboeken ons op dit terrein nogal eens in de steek laten. Koenen geeft bijvoorbeeld wel hieronder en waaronder, maar niet eronder en daaronder; het vermeldt wel onderdoor, maar gebruikt daarbij voorbeelden met ‘ergens’, dat juist geen aaneenschrijving duldt, zodat men geen zekerheid krijgt over eron-
| |
| |
derdoor, hieronderdoor, daaronderdoor en waaronderdoor, welke woorden zelf niet genoemd worden. Bij eraan staat het voorbeeld ‘nu moet je spaarpot er aan geloven’.
Van Dale wekt hier en daar de indruk dat de kwestie aaneenschrijving nog niet beregeld is. We lezen er: zij ging ervandoor / hij wou er vandoor gaan; hoe hij erbij loopt / zoals je d'r bijloopt; ertegenin gaan / tegen iets ingaan; ertegenop zien / ik zie ertegen op; we vlogen recht eropaan / op iemand aanvliegen; hierlangs, daarlangs / (onder de L) hier langs, daar langs; daartussendoor, daartussenin / (onder de T) daar tussendoor, daar tussenin; als het eropaan komt / het erop aan laten komen; eropaf (= ernaartoe) / op iets afgaan; ernaartoe / ik ging ernaar toe / ergens naar toe willen; eruitzien / zag eruit / heeft eruitgezien.
Het werkwoord eruitzien moet wel een vergissing zijn, hoewel alle na het Groot woordenboek (1984) verschenen Van Dales, zij het met variatie in de voorbeelden, hetzelfde verkondigen. Andere woordenboeken vermelden gewoon uitzien met onder andere de betekenis ‘een bepaald voorkomen hebben’. Helaas vergist Koenen zich in een van de voorbeelden (zowel in ‘Eigentijds Nederlands’ als in de 28e druk van het handwoordenboek): wat zie je eruit! Als uit een deel van het werkwoord uitzien is, moet het ofwel los geschreven worden of aan het werkwoord vast. Dit geldt voor alle twijfelgevallen: neem nooit een deel van een werkwoord op als element van een voornaamwoordelijk bijwoord.
|
|