De toren van Babel
Op Katwijk
H. Heestermans
‘Want je woonde in het Westeinde en op de Geest en in de Wagenstraat en op Scheveningen, ik weet niet precies waarom, maar het was nu eenmaal niet anders en elke Hagenaar krijgt dat gevoel voor in en op bij de geboorte mee.’
Dat schreef Simon Carmiggelt in ‘Fluiten in het donker’ (blz. 94; 1966). Hij had gelijk, maar niet helemaal. Niet alleen elke Hagenaar wordt met het juiste besef voor het gebruik van in en op geboren, vrijwel elke Nederlander beheerst het systeem perfect. Tenminste, het systeem dat geldt voor de streek waarin hij is opgegroeid.
Ik heb van mijn eerste tot mijn achttiende jaar in Bergen op Zoom gewoond. Ik weet precies dat je daar op Halsteren woont en in Bergen op Zoom, en op de Hoogstraat, maar in de Potterstraat. Toen ik twintig jaar geleden naar Leiden verhuisde, moest ik leren dat er hier niet gesproken wordt van in, maar van op Katwijk. En ik zal nog steeds zondigen tegen het juiste gebruik van deze voorzetsels.
Waarom gebruiken we in het ene geval op en in het andere geval in? De Vlaming J. Molemans constateerde dat op staat bij woorden die iets hogers aanduiden: bergen, heuvels, torens, zolders, molens. Voorts bij woorden die verlaten, eenzame, afgezonderde, open streken aanduiden: vlakten, moeraslanden, hoeven met boerderijen. Daartegenover wordt in verbonden met iets wat begrensd is. Het klopt altijd: op een berg (in het dal), op de toren (in het huis), op de zolder (in de kelder), op het kerkhof (in het graf), op de Grote Hof (een hoeve met landerijen). Die vlakten, moeraslanden en hoeven hadden meestal namen. Die veld-, water- en wegnamen zijn later vaak gehuchtnaam geworden. Doordat vanouds op werd gebruikt, bleef dit het vaste voorzetsel.
Hoe meer je erover nadenkt, hoe boeiender het wordt. We zeggen: de spelers bevinden zich op het veld. We bedoelen dan kennelijk: op het speelveld zonder meer. Ze staan tenslotte op het oppervlak van het veld. Als we zeggen ‘er kwam een nieuwe speler in het veld’, dan denken we niet aan het oppervlak maar aan de begrenzing van het veld door middel van krijtlijnen. Nu wordt ook duidelijk waarom we bij oude steden meestal in gebruiken. Die waren meestal ommuurd. Vraag me niet hoe Katwijk en Scheveningen vroeger geïsoleerd waren en waarom ze dus op krijgen. Dat weet ik niet. Ligt Scheveningen hoger? Was Katwijk geïsoleerd?
Maar bij alle plaatsnamen die ik uit mijn jeugd ken, klopt de theorie van Molemans wel. Als een bus.
J. Molemans, ‘Intern- en extern-lokaliserende voorzetsels bij Limburgse toponiemen’. In: Naamkunde 4, blz. 163 e.v., 1972.