Onze Taal. Jaargang 58
(1989)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdAntwoord:Zinnen waarin een enkelvoudig onderwerp gekoppeld wordt aan een gezegde in het meervoud komen in het Nederlands regelmatig voor. Van Dale gebruikt voor dit verschijnsel de term syllepsis, die omschreven wordt als ‘Het doen overeenstemmen van de vorm met de gedachte, meer dan met de formele categorie’. Hiervan is vaak sprake bij enkelvoudige zelfstandige naamwoorden of telwoorden die op meerdere zaken of personen betrekking hebben (zoals groep, kudde of aantal). Wanneer zo'n zelfstandig naamwoord of telwoord als onderwerp fungeert, wordt het vaak met een persoonsvorm in het meervoud verbonden. Taalgebruikers zien dat onderwerp door de betekenis dan als iets meervoudigs.
Zinnen waarin syllepsis optreedt, zijn niet altijd fout. Het volgende voorbeeld:
(1) Een kudde schapen die pas geschoren waren, liepen over de heide.
zal indruisen tegen het taalgevoel van de meeste Onze-Taallezers. Waarschijnlijk hebt u echter minder moeite met:
(2) Een twaalftal supporters werden gearresteerd.
In het voorbeeld dat onderwerp van deze taalvraag vormt, is de meervoudsvorm ten onrechte gebruikt. Met de orkestleden is een bijwoordelijke bepaling, die in dit geval abusievelijk als een nevenschikking wordt opgevat. Vergelijk de volgende zinnen:
(3a) Hans ging met zijn collega's naar het café. (3b) Toen Hans met zijn collega's naar het café was/waren* gegaan... (3c) Toen Hans en zijn collega's naar het café waren gegaan...
Met (3a) en (3c) worden geen fouten gemaakt. In (3a) staat de persoonsvorm tussen ‘Hans’ en ‘met zijn collega's’ in, zodat deze zinsdelen niet als nevenschikking gelezen kunnen worden. (3b) wordt waarschijnlijk door sommige taalgebruikers als variant van (3c) gezien; vandaar de fout.
Naast enkelvoudige onderwerpen met een persoonsvorm in het meervoud komt ook het omgekeerde voor: een meervoudig onderwerp met een enkelvoudig gezegde. De Algemene Nederlandse Spraakkunst geeft op blz. 831 e.v. verschillende voorbeelden waarin dit verschijnsel tot aanvaardbare constructies leidt:
(4) Er ligt ham en kaas in de koelkast. (5) Duizend boeken lijkt me niet veel voor een bibliotheek.
In (4) staat de persoonsvorm in het enkelvoud, omdat ‘ham en kaas’ als een eenheid wordt beschouwd. In (5) is ‘duizend boeken’ op te vatten als een verkorting van ‘een bestand van duizend boeken’; opnieuw een eenheid dus. In Onze Taal is al verschillende keren aandacht besteed aan syllepsis en in het bijzonder aan constructies met een aantal. In het juni-nummer van 1984 heeft de heer Sterenborg nog eens duidelijk gemaakt welke regels in dit geval gelden. Waar het om gaat, is of de woordgroep ‘een aantal mensen/dingen’ collectief of distributief gebruikt wordt. Bij collectief gebruik wordt de groep als eenheid benadrukt; in dat geval dient de persoonsvorm in het enkelvoud te staan. Bij distributief gebruik wordt slechts aangegeven dat het om verschillende mensen/dingen gaat; in zo'n situatie wordt het meervoud gebruikt.
Als we dus zeggen:
(6a) Een aantal parlementsleden legde vandaag een krans bij het monument op de Dam.
dan gaat het om een groep parlementsleden, die gezamenlijk een krans heeft gelegd. Gebruiken we echter het meervoud:
(6b) Een aantal parlementsleden bezochten gisteren de door rampen getroffen Noordoostpolder.
dan hebben verschillende parlementsleden, eventueel op verschillende momenten, los van elkaar een bezoek gebracht. |
|