Onze Taal. Jaargang 57
(1988)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |||||||||
De stam en 't kofschip
| |||||||||
Naschrift redactieZwakke werkwoorden gaan in de verleden tijd uit op -te(n) als de onmiddellijk eraan voorafgaande medeklinker voorkomt in het woord 't kofschip. De stemloze medeklinker f, s, ch, p of t maakt -de(n) op die plaats door vooruitwerkende assimilatie stemloos; resultaat: -te(n) in plaats van -de(n). De stam van een werkwoord is niet altijd gelijk aan de ik-vorm van de tegenwoordige tijd. Veel Nederlanders hebben dat fout geleerd. De stam van een werkwoord is alles wat we horen vóór de uitgang -en van de onbepaalde wijs: niet erf maar erv(en), niet leef maar leev(en), niet verhuis maar verhuiz(en). De laatste letters van deze stammen zitten niet in 't kofschip. De afwijking die wordt genoemd in de laatste regel van deze reactie, komt voor bij werkwoorden met een v of een z op het einde van de stam. De oorzaak is het inburgeren van een afwijkende vorm: naast niezen/niesde/geniesd is ook gangbaar niesen/nieste/geniest. Zo hoort men naast plonzen ook wel plonsen, en naast bonzen soms ook bonsen. | |||||||||
Computersnobisme
| |||||||||
Een versleten ezelsbruggetje
| |||||||||
Ex- met een luchtje?
| |||||||||
[pagina 193]
| |||||||||
Van Dale, Koenen en de ANS zijn unaniem in hun oordeel: de twee zijn inwisselbaar, zij het dat de ANS - zonder betekenisverschil - nog wel enkele vaste combinaties onderscheidt, zoals ex-man of oud-strijder. Tegen zoveel geweld kan ik niet op, en ik zal maar concluderen dat mijn oud-lerares Nederlands me indertijd haar idiolect heeft opgedrongen. Maar stiekem blijf ik denken: wat zou die Posthumus misdaan hebben? | |||||||||
Naschrift J. PosthumusWie zijn fantasie de vrije loop liet en mij mijn bijdragen aan Onze Taal al zag schrijven als een door de strafrechter opgelegde vorm van dienstverlening aan de gemeenschap, moet ik uit de droom helpen. Deze interessante conclusie mag niet uit de aanduiding ‘ex-medewerker’ worden getrokken.
De situatie met betrekking tot oud- en ex- lijkt me in de woordenboeken, en vooral in de ANS, uitstekend weergegeven. De toevoeging ex- heeft ook voor mij de strikt neutrale betekenis die in Van Dale omschreven staat als ‘genoemde hoedanigheid niet meer bezittend’. Het verschil in gebruik dat door Verhoef aan de orde wordt gesteld, lijkt mij vooralsnog een bedenksel dat niet of nauwelijks in overeenstemming is met werkelijk taalgebruik. Ik heb tenminste sterk de indruk dat zeer veel mensen spreken van hun ‘ex-collega's’ zonder daarmee een moreel oordeel te vellen. Wie vindt dat de zorgvuldige taalgebruiker dit nogal naargeestige onderscheid zou moeten aanhouden, zou eens duidelijk moeten uitleggen welke gronden daarvoor aanwezig zijn.
Ten slotte wil ik nog opmerken dat het gebruik van ex- in de betekenis ‘voormalig, gewezen’ niet iets van de laatste tijd is. Het wordt al geboekstaafd in de eerste druk van Koenen (1897), en de voorbeelden in het Woordenboek der Nederlandsche Taal gaan terug tot de laatste jaren van de achttiende eeuw. | |||||||||
Huisvrouwen en andere...
| |||||||||
Naschrift redactieDe categorie ‘lager opgeleid’ betekende in het onderzoek van Assink ‘lager opgeleid dan mijn andere groepen proefpersonen’. Als de maan kleiner is dan de aarde, wil dat nog niet zeggen dat de maan héél klein is. In de tweede kolom van zijn artikel specificeert Assink uit welke personen zijn laatste groep proefpersonen was samengesteld: huisvrouwen uit een oude Utrechtse volksbuurt, met geen of weinig opleiding. Daaruit mag blijken dat de relatie tussen beroep en opleiding niet vanzelfsprekend is. | |||||||||
De meest moeilijke
|
a. | Onder de meest moeilijke omstandigheden bleef hij kalm. |
b. | Onder de moeilijkste omstandigheden bleef hij kalm (onder de makkelijkste echter ...). |
c. | De moeilijkste sommen maak ik altijd het eerst. |
d. | De meest moeilijke sommen maak ik altijd het eerst. |
a. en b. zijn beide acceptabel, maar er is een duidelijk verschil in betekenis; c. is in orde; d. lijkt mij niet acceptabel.
De omschreven overtreffende trap, zoals in a, geeft een emotioneel geladen accent, wat in d zeker niet bedoeld is. De overtreffende trap (met -ste) impliceert de mogelijkheid van het tegengestelde (moeilijkste tegenover makkelijkste), wat bij de omstreden vorm niet het geval is.
Leenklinkers
J. Posthumus - ex-medewerker Anglistisch Instituut RUG, Roden
In zijn reactie op mijn artikel ‘De uitspraak van Engelse leenwoorden’ juli/augustus blz. 112) meent F.K.M. Mars (op blz. 144 van het oktobernummer) mij op een fout te betrappen wanneer ik spreek van ‘de leenklinker van controle’. De Fransen spreken dit woord immers met een heel andere klinker uit dan wij hier in Nederland. Hij roert hiermee een punt aan dat nader commentaar vereist.
In mijn betoog wees ik erop dat het Nederlands een aantal gevestigde klanken bezit die speciaal in leenwoorden worden gebruikt. Ik duidde ze in eerste instantie aan als ‘marginale leden van het Nederlandse klankstelsel’, en gaf ter verduidelijking een aantal voorbeeldwoorden, waaronder punaise, controle en freule. In samenhang met deze passage had de term ‘de leenklinker van controle’ moeten worden verstaan als ‘de niet-inheemse klinker die Nederlanders gebruiken in woorden als controle’.
Dit wat de terminologische kwestie betreft; maar hoe zit het nu verder met het bovengenoemde klankverschil? Als in het Nederlandse klankstelsel ingepaste elementen hoeven ‘leenklinkers’ niet identiek te zijn
met hun buitenlandse voorbeeld, al zullen ze er toch doorgaans voldoende op lijken. Het opmerkelijke klankverschil tussen het Nederlandse controle en het Franse controle (vergelijk ook een zelfde verschil bij de uitspraak van zone) doet echter vermoeden dat er met deze woorden iets bijzonders aan de hand is. Qua klankverwantschap zou een uitspraak met de inheemse Nederlandse klinker van school eigenlijk meer voor de hand liggen, maar die klankvorm zou dan wel de buitenlandse afkomst van genoemde woorden versluieren. Misschien dat men er daarom destijds de voorkeur aan heeft gegeven dit soort woorden uit te spreken met de leenklinker die wel rechtmatig voorkomt in Franse leenwoorden als loge en compote. We zien hier dat leenklinkers, buiten de wetten van de klankverwantschap om, soms kunnen fungeren als conventionele klankmiddelen om het buitenlandse karakter van woorden te benadrukken. Een meer triviaal voorbeeld hiervan is de uitspraak die ik wel eens heb gehoord van antenne met de lange klinker van punaise, maar deze zal wel niet de status van standaarduitspraakvorm bereiken.
Hoe ziek is onze spelling?
J.L. Rijsdijk - Ridderkerk
De heer Egbert Assink te Utrecht heeft de moeite genomen in onderdelen uit te zoeken hoe ‘erg’ Nederlandstaligen het vinden als er wordt gezondigd tegen de ‘spellingprincipes’ van het Groene Boekje (blz. 128 septembernummer).
Welnu, ze vinden het erg. Maar dat zal wel niemand verwonderen van mensen die allemaal van jongs af geïndoctrineerd zijn met die zelfde principes, en die nooit serieus andere in studie namen, zo ze er al ooit van hoorden. De onderzoeksresultaten van de heer Assink beamen het weerzinwekkende van de zonde, maar ze zeggen niets over de kwaliteiten van de leer, de beginselen, de principes, de regels. Het Groene Boekje noemt vier basisprincipes, die naar menselijke willekeur verder worden toegepast. (Zie o.a. de vermelding ‘enige vrijheid moet blijven voor hen die min of meer geleerde woorden met oordeel kunnen gebruiken’ op blz. LIV.) Maar ook een spelling kan niet ‘twee heren dienen’, en zeker geen vier. Principes die men zo maar opzij schuift voor andere, zijn geen principes meer. Het zijn in casu ‘smoesjes’ om een bandeloos handelen goed te praten. Maar wie vertelt dat de massa der argelozen? Welk officieel of veel gelezen blad kan een van goede argumenten voorzien artikel gebruiken, getiteld: ‘Hoe ziek is onze spelling?’
Naschrift redactie
De heer Assink heeft onderzocht hoe ernstig een groep proefpersonen verschillende soorten spelfouten vindt. Hij heeft, met nadruk, géén onderzoek gedaan naar de kwaliteit van ons spellingsysteem. Omdat bij elke discussie over spelling blijkt dat de emoties hoog oplopen, is onderzoek naar reacties op afwijkingen van de huidige spelling zeer zinvol.
Overigens kan uit Assinks onderzoek niet afgeleid worden dat de proefpersonen alle spelfouten ‘erg’ vonden; het ging juist om de verschillen per categorie.