‘voldoendes ondanks geen snars van begrip’
Wie als neerlandicus vroeger nog enige troost vond in de samenvatting, ooit toetssteen bij uitstek voor taalbegrip en taalbeheersing van de VWO-kandidaat, komt in het huidige tijdsgewricht al evenzeer van een koude kermis thuis. Dit jaar werden voor het eerst bindende correctie-voorschriften gehanteerd, dat wil zeggen dat de samenvatting was opgesplitst in informatie-elementen. Ieder informatie-element kende een aantal punten, en samen met wat andere elementen leverde de hele serie handelingen een cijfer op. Werd vroeger een samenvatting waarin de kandidaat niet met eigen woorden de hoofdstrekking van het betoog had weergegeven, als onvoldoende gekwalificeerd, bij de correctienorm van dit jaar leverde het handig verwerken van de juiste informatie-elementen in citaatvorm zo veel punten op, dat de docent wel een voldoende moest geven, hoewel hij er diep in zijn hart van overtuigd was dat sommige kandidaten geen snars van het hele betoog begrepen hadden.
Het opstel, de meest gewraakte vorm van schriftelijke taalvaardigheid, heeft zich dus tamelijk moeiteloos gehandhaafd, bij gebrek aan beter en voornamelijk als gevolg van even zinloze als verwoede discussies in vakkring en gebrek aan inzicht bij departement, volksvertegenwoordiging en vrijwel het hele Nederlandse volk. Al tientallen jaren kiften wij over een produkt waarvan bewezen is dat de kwaliteit niet objectief meetbaar is, een schriftelijke taaluiting die leerlingen aanzet tot het produceren van gigantische hoeveelheden waanzin, een produkt dat blijkbaar geen enkele maatschappelijke verbinding heeft en een produkt dat menige neerlandicus zo niet aan de fles dan toch wel tot de boorden van de diepste vertwijfeling heeft gebracht.
De schuld van de huidige problemen ligt niet in de eerste plaats bij het onderwijs; onze cultuur zelf is er debet aan. Taalcultuur, taalbeleid en ‘taaltrots’ zijn in de visie van de heer Bot bij onze landgenoten onvoldoende ontwikkeld.
Bij de problemen binnen het vak Nederlands wordt een en ander extra bemoeilijkt door het gebrek aan zorg en aandacht voor de eigen taal vanuit de samenleving, het gebrek aan historisch taalbesef en het ontbreken van enige vorm van taalbeleid. De vraag rijst: hoe komt dat nu? Voor een helder antwoord op die vraag moet ik teruggaan naar het begrip eenheidstaal en naar de Nederlandse cultuur.
In het streven naar een zelfstandige, politieke staat speelt taal een belangrijke rol. Men maakt deel uit van één volk, één zelfde staat, omdat men onder meer dezelfde taal spreekt en schrijft. Een zeker nationalisme is ook bij een eenheidstaal, al was het alleen maar uit concurrentiestandpunt, dan ook altijd in het geding. Zowel in de renaissance - Frankrijk - als in de romantiek - Duitsland - heeft dit nationalisme een niet onbelangrijke rol gespeeld. De Duitse eenheidsstaat heeft in de 19e eeuw niet in het minst door het Hoogduits tot eenheidstaal te verheffen zo effectief gestalte kunnen krijgen. Behalve door een dosis nationalisme dient een eenheidstaal gevoed te worden door het trots zijn op die taal en het zorgvuldig cultiveren van die taal, schriftelijk èn mondeling! Een en ander krijgt zijn beslag in taalbeleid, bewust taalbeleid.