Vraag en antwoord
U heeft of u hebt?
Redactie Onze Taal
Vraag: Ik hoor en zie overal u hebt, maar volgens mij moet het u heeft zijn. Wat is nu goed?
Antwoord: U hebt met u heeft ongetwijfeld de vorm met de oudste papieren. Volgens een tamelijk algemeen aanvaarde opvatting komt de vorm u oorspronkelijk van uwe edelheid. Die edelheid was natuurlijk een derde persoon, dus heeft is juist. Maar zijn de oudste papieren ook de beste? Het is al eerder opgemerkt: hoe het ooit was, zegt weinig of niets over hoe het nu moet. Voor u hebt pleit het volgende.
De vorm u is een nevenvorm (de beleefdheidsvorm) van je en jij: allemaal tweede persoon. De werkwoordsvormen van u en jij komen met elkaar overeen, en niet met de vormen van de derde persoon. Dat kunnen we niet zien bij de regelmatige werkwoorden, omdat die zowel bij de tweede als bij de derde persoon een t hebben (jij/u/hij valt).
Enkele onregelmatige werkwoorden vertonen een verschil tussen de tweede en derde persoon:
tweede |
derde |
(u/jij) wilt |
(hij) wil |
(u/jij) kunt |
(hij) kan |
(u/jij) zult |
(hij) zal |
(u/jij) bent |
(hij) is |
Sterker nog, als bij de jij-vorm variatie voorkomt, bestaat die ook bij de u-vorm: naast jij wilt, kunt en zult komen ook voor jij wil, kan en zal. Dezelfde vormen komen voor bij u, met een overeenkomstig verschil in stilistische waarde. De ANS tekent bij deze vormen aan dat ze (alleen?) in ‘spreektaal’ gewoon zijn. De vormen voor u volgen dus keurig de vormen van jij.
Maar, zult u zeggen, het is loop jij en niet loop u. De verklaring van het gemis van een t in loop jij is echter dat het wel oorspronkelijk loopt jij is geweest, waarna de t is weggesleten door dezelfde klankregel die maakt dat we ook geen t meer horen in grachtje en vestje.
Een ander argument voor u hebt boven u heeft is de ongebruikelijke vorm u is (derde persoon) naast de vorm van de tweede persoon u bent. De ANS noemt u is op blz. 444 ‘minder gebruikelijk’. Dat is volgens ons nog zacht uitgedrukt: wij horen en zien alleen maar u bent.
Ten slotte een inhoudelijk argument voor u hebt. Jij en u verwijzen beide naar een toegesproken persoon. Hij doet dat juist niet; de derde persoon is gereserveerd voor iemand die noch als eerste noch als tweede persoon aan het gesprek deelneemt. Het is fraai als de overeenkomst tussen u en jij ook blijkt uit zoveel mogelijk gelijke werkwoordsuitgangen.